Dutch
Detailed Translations for bolwerk from Dutch to French
bolwerk:
Translation Matrix for bolwerk:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bastion | bastion; bolwerk; fort | burcht; kasteel; slot; stadswal; vaste grond; veste; wal |
forteresse | bastion; bolwerk; fort | burcht; citadel; gracht; gracht rond stad; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; singel; slot; stadsgracht; stadswal; vaste grond; veste; vesting; vestingsgracht; wal |
fortification | bastion; bolwerk; fort | consolidatie; schans; verharding; verrijking; verschansing; versterking; versteviging |
rempart | bastion; bolwerk; fort | houtwal; schans; stadsmuur; stadswal; vaste grond; verschansing; veste; wal |
renforcement | bastion; bolwerk; fort | consolidatie; verharding; verrijking; versterking; versteviging |
Related Words for "bolwerk":
bolwerken:
-
bolwerken
arriver à; venir à bout de; arriver à bout de; sortir de-
arriver à verb
-
venir à bout de verb
-
arriver à bout de verb
-
sortir de verb
-
Conjugations for bolwerken:
o.t.t.
- bolwerk
- bolwerkt
- bolwerkt
- bolwerken
- bolwerken
- bolwerken
o.v.t.
- bolwerkte
- bolwerkte
- bolwerkte
- bolwerkten
- bolwerkten
- bolwerkten
v.t.t.
- heb gebolwerkt
- hebt gebolwerkt
- heeft gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
- hebben gebolwerkt
v.v.t.
- had gebolwerkt
- had gebolwerkt
- had gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
- hadden gebolwerkt
o.t.t.t.
- zal bolwerken
- zult bolwerken
- zal bolwerken
- zullen bolwerken
- zullen bolwerken
- zullen bolwerken
o.v.t.t.
- zou bolwerken
- zou bolwerken
- zou bolwerken
- zouden bolwerken
- zouden bolwerken
- zouden bolwerken
diversen
- bolwerk!
- bolwerkt!
- gebolwerkt
- bolwerkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bolwerken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
arriver à | bolwerken | aflopen; bedingen; bewerkstelligen; ertoe komen; fixen; klaarspelen; komen tot; lappen; raken; reiken; terechtkomen; treffen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voor elkaar krijgen; voorbijgaan |
arriver à bout de | bolwerken | |
sortir de | bolwerken | afraken van; eruit gaan; tevoorschijnkomen |
venir à bout de | bolwerken | aflopen; eindigen; teneindelopen |