Dutch

Detailed Translations for completering from Dutch to French

completering:

completering [de ~ (v)] nomen

  1. de completering (voltooiing)
    le complément; l'achèvement; le supplément; la suppléance; l'achèvement de la construction; l'addition

Translation Matrix for completering:

NounRelated TranslationsOther Translations
achèvement completering; voltooiing afbouwen; afhaken; afkrijgen; afmaken; afschrijven; afwerken; beëindiging; conclusie; einde; eindigen; kappen; ophouden; slot; slotbeschouwing; sluiting; staken; uitscheiden; volbrenging; voltooiing
achèvement de la construction completering; voltooiing afbouwen
addition completering; voltooiing aaneenschakeling; aanhangsel; aantekening; aanvulling; addendum; appendix; bijmenging; bijtelling; bijvoegen; bijvoeging; bijvoegsel; factuur; nota; notitie; optelling; optelsom; rekening; samentelling; samentrekking; samenvoeging; som; supplement; suppletie; tel; tellen; toevoegen; toevoeging; toevoegsel; uitbreiding; vulling; vulsel; vulstof
complément completering; voltooiing aanhangsel; aanvulling; addendum; appendix; bepaling; bijvoegsel; bijwoordelijke bepaling; invoegtoepassing; supplement; suppletie; toevoeging; toevoegsel; woordgroep
suppléance completering; voltooiing aanvulling; expansie; groei; plaatsvervanging; supplement; suppletie; toename; uitbreiding; uitzetting; vergroting
supplément completering; voltooiing aanhangsel; aanvulling; addendum; additie; agio; appendix; bijbetaling; bijlage; bijmenging; bijvoeging; bijvoegsel; bonus; exces; extraatje; meezending; overschot; premie; rest; supplement; suppletie; surplus; tantième; teveel; toegift; toelichting; toeslag; toevoeging; toevoegsel; verzekeringspremie; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
- afronding