Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. denigreren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for denigreren from Dutch to French

denigreren:

denigreren verb (denigreer, denigreert, denigreerde, denigreerden, gedenigreerd)

  1. denigreren (kleineren)
    abaisser; dénigrer; déprécier; humilier; rabaisser
    • abaisser verb (abaisse, abaisses, abaissons, abaissez, )
    • dénigrer verb (dénigre, dénigres, dénigrons, dénigrez, )
    • déprécier verb (déprécie, déprécies, déprécions, dépréciez, )
    • humilier verb (humilie, humilies, humilions, humiliez, )
    • rabaisser verb (rabaisse, rabaisses, rabaissons, rabaissez, )

Conjugations for denigreren:

o.t.t.
  1. denigreer
  2. denigreert
  3. denigreert
  4. denigreren
  5. denigreren
  6. denigreren
o.v.t.
  1. denigreerde
  2. denigreerde
  3. denigreerde
  4. denigreerden
  5. denigreerden
  6. denigreerden
v.t.t.
  1. heb gedenigreerd
  2. hebt gedenigreerd
  3. heeft gedenigreerd
  4. hebben gedenigreerd
  5. hebben gedenigreerd
  6. hebben gedenigreerd
v.v.t.
  1. had gedenigreerd
  2. had gedenigreerd
  3. had gedenigreerd
  4. hadden gedenigreerd
  5. hadden gedenigreerd
  6. hadden gedenigreerd
o.t.t.t.
  1. zal denigreren
  2. zult denigreren
  3. zal denigreren
  4. zullen denigreren
  5. zullen denigreren
  6. zullen denigreren
o.v.t.t.
  1. zou denigreren
  2. zou denigreren
  3. zou denigreren
  4. zouden denigreren
  5. zouden denigreren
  6. zouden denigreren
diversen
  1. denigreer!
  2. denigreert!
  3. gedenigreerd
  4. denigrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for denigreren:

NounRelated TranslationsOther Translations
abaisser wegzakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
abaisser denigreren; kleineren afbreken; breken; erafhalen; fel bekritiseren; neerbrengen; neerhalen; niveau verlagen; omlaagbrengen; omlaaghalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen
dénigrer denigreren; kleineren geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten
déprécier denigreren; kleineren geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten
humilier denigreren; kleineren geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten; verdeemoedigen; vernederen
rabaisser denigreren; kleineren afbreken; breken; fel bekritiseren; kleiner maken; neerhalen; omlaaghalen; omverhalen; slopen; uit elkaar halen; verkleinen

Wiktionary Translations for denigreren:

denigreren
verb
  1. op spottende en laatdunkende wijze bekritiseren

Cross Translation:
FromToVia
denigreren dénigrer; médire denigrate — to criticise so as to besmirch
denigreren dénigrer; rabaisser; déprécier denigrate — to treat as worthless
denigreren prendre de haut patronize — To assume a tone of unjustified superiority