Dutch

Detailed Translations for fiatteer from Dutch to French

fiatteren:

fiatteren verb (fiatteer, fiatteert, fiatteerde, fiatteerden, gefiatteerd)

  1. fiatteren (autoriseren; toestaan; goedkeuren; permitteren; goedvinden)
    permettre; approuver; autoriser; ratifier; consentir; habiliter; rendre légitime
    • permettre verb (permets, permet, permettons, permettez, )
    • approuver verb (approuve, approuves, approuvons, approuvez, )
    • autoriser verb (autorise, autorises, autorisons, autorisez, )
    • ratifier verb (ratifie, ratifies, ratifions, ratifiez, )
    • consentir verb (consens, consent, consentons, consentez, )
    • habiliter verb
  2. fiatteren (goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen; autoriseren)
    approuver; consentir; donner le feu vert à; autoriser; déclarer bon; permettre
    • approuver verb (approuve, approuves, approuvons, approuvez, )
    • consentir verb (consens, consent, consentons, consentez, )
    • autoriser verb (autorise, autorises, autorisons, autorisez, )
    • permettre verb (permets, permet, permettons, permettez, )

Conjugations for fiatteren:

o.t.t.
  1. fiatteer
  2. fiatteert
  3. fiatteert
  4. fiatteren
  5. fiatteren
  6. fiatteren
o.v.t.
  1. fiatteerde
  2. fiatteerde
  3. fiatteerde
  4. fiatteerden
  5. fiatteerden
  6. fiatteerden
v.t.t.
  1. heb gefiatteerd
  2. hebt gefiatteerd
  3. heeft gefiatteerd
  4. hebben gefiatteerd
  5. hebben gefiatteerd
  6. hebben gefiatteerd
v.v.t.
  1. had gefiatteerd
  2. had gefiatteerd
  3. had gefiatteerd
  4. hadden gefiatteerd
  5. hadden gefiatteerd
  6. hadden gefiatteerd
o.t.t.t.
  1. zal fiatteren
  2. zult fiatteren
  3. zal fiatteren
  4. zullen fiatteren
  5. zullen fiatteren
  6. zullen fiatteren
o.v.t.t.
  1. zou fiatteren
  2. zou fiatteren
  3. zou fiatteren
  4. zouden fiatteren
  5. zouden fiatteren
  6. zouden fiatteren
en verder
  1. is gefiatteerd
  2. zijn gefiatteerd
diversen
  1. fiatteer!
  2. fiatteert!
  3. gefiatteerd
  4. fiatterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for fiatteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
approuver autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan; toestemming verlenen beamen; bevestigen; bijvallen; billijken; dulden; duren; gelijk geven; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; laten; onderschrijven; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; vergunnen
autoriser autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan; toestemming verlenen autoriseren; dulden; gedogen; goed vinden; goedkeuren; laten; machtigen; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; tolereren; vergunnen; verlenen; volmacht geven; volmachtigen
consentir autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan; toestemming verlenen akkoord gaan; akkoord gaan met; autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; dulden; duren; gedogen; gelijk geven; getroosten; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iets toekennen; instemmen; inwilligen; kloppen met; laten; moeite doen; onderschrijven; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; stroken; stroken met; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toewijzen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
donner le feu vert à autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen
déclarer bon autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; toestemming verlenen dulden; duren; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
habiliter autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan
permettre autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan; toestemming verlenen autoriseren; dulden; duren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; horen; in staat stellen; inwilligen; laten; mogelijk maken; permitteren; te horen krijgen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; tolereren; vergunnen; verlenen; vernemen; veroorloven
ratifier autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bezegelen; billijken; certificeren; garanderen; goedkeuren; homologeren; instaan voor; merken; ratificeren; toestemmen in; vast beloven; verzekeren; waarborgen; waarmerken
rendre légitime autoriseren; fiatteren; goedkeuren; goedvinden; permitteren; toestaan