Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. finale:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for finales from Dutch to French

finale:

finale [de ~] nomen

  1. de finale (laatste opvoering; sluitstuk; slotstuk)
    le finale; le final; la fin
  2. de finale (einde)
    le finale; la fin; le bout
  3. de finale (eindstrijd)
    la finale

Translation Matrix for finale:

NounRelated TranslationsOther Translations
bout einde; finale aandeel; aanwijzing; deel; deeltje; greep; kolf; onderdeeltje; part; stomp; stronk; teenstuk; tip; uiteinde; vingerwenk; vingerwijzing; wenk
fin einde; finale; laatste opvoering; slotstuk; sluitstuk afhaken; beëindiging; conclusie; eind; einde; eindigen; eindpunt; eindstreep; end; finish; finishlijn; kappen; meet; ontknoping; ophouden; slot; slotbeschouwing; sluiting; staken; uiteinde; uitscheiden
final finale; laatste opvoering; slotstuk; sluitstuk
finale einde; eindstrijd; finale; laatste opvoering; slotstuk; sluitstuk conclusie; slotbeschouwing; slotnummer
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fin adrem; arglistig; bijdehand; delicaat; doortrapt; dun; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; leep; lichtgebouwd; link; listig; pinnig; raak; rank; scherp; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slank; slim; slinks; sluw; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend
final absoluut; achterste; definitieve; finaal; foutloos; laatste; onvoorwaardelijk; perfect; pertinent; ten enenmale; ten laatste; ten langen leste; vast en zeker; vaststaand; volmaakt; volstrekt; zeker

Related Words for "finale":


Wiktionary Translations for finale:

finale
noun
  1. de beslissende wedstrijd in een toernooi tussen de laatste twee deelnemers