Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. fluimen:


Dutch

Detailed Translations for fluimde from Dutch to French

fluimen:

fluimen verb (fluim, fluimt, fluimde, fluimden, gefluimd)

  1. fluimen (slijm opgeven)
    sécréter du mucus; cracher
    • cracher verb (crache, craches, crachons, crachez, )

Conjugations for fluimen:

o.t.t.
  1. fluim
  2. fluimt
  3. fluimt
  4. fluimen
  5. fluimen
  6. fluimen
o.v.t.
  1. fluimde
  2. fluimde
  3. fluimde
  4. fluimden
  5. fluimden
  6. fluimden
v.t.t.
  1. heb gefluimd
  2. hebt gefluimd
  3. heeft gefluimd
  4. hebben gefluimd
  5. hebben gefluimd
  6. hebben gefluimd
v.v.t.
  1. had gefluimd
  2. had gefluimd
  3. had gefluimd
  4. hadden gefluimd
  5. hadden gefluimd
  6. hadden gefluimd
o.t.t.t.
  1. zal fluimen
  2. zult fluimen
  3. zal fluimen
  4. zullen fluimen
  5. zullen fluimen
  6. zullen fluimen
o.v.t.t.
  1. zou fluimen
  2. zou fluimen
  3. zou fluimen
  4. zouden fluimen
  5. zouden fluimen
  6. zouden fluimen
diversen
  1. fluim!
  2. fluimt!
  3. gefluimd
  4. fluimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

fluimen [de ~] nomen, plural

  1. de fluimen (rochels; kwatten)
    le crachat

Translation Matrix for fluimen:

NounRelated TranslationsOther Translations
crachat fluimen; kwatten; rochels fluim; kwat; rochel
VerbRelated TranslationsOther Translations
cracher fluimen; slijm opgeven braken; kotsen; overgeven; reutelen; rochelen; slijm opgeven; slijmen; spugen; spuwen; uitbraken; uithoesten; uitspugen; uitspuwen; vomeren
sécréter du mucus fluimen; slijm opgeven

Related Words for "fluimen":