Dutch

Detailed Translations for gebrom from Dutch to French

gebrom:

gebrom [het ~] nomen

  1. het gebrom (geroezemoes; gemurmel)
    le brouhaha; le murmure; le rumeur; le bruit; le vacarme; le marmonnement
  2. het gebrom (gezoem)
    le bourdonnement; le vrombissement
  3. het gebrom (gemopper)
    le plaintes; le grondement; le grognement; le grognements; la lamentations; la rouspétance

Translation Matrix for gebrom:

NounRelated TranslationsOther Translations
bourdonnement gebrom; gezoem gegons; gesuis; suizing
brouhaha gebrom; gemurmel; geroezemoes drukte; geluid; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; rumoer; spektakel
bruit gebrom; gemurmel; geroezemoes deining; gebrul; gebulder; gedruis; gekrijs; geluid; geschreeuw; herrie; kabaal; lawaai; leven; ophef; rumoer; spektakel; tumult
grognement gebrom; gemopper gegrom; gejammer; geklaag; geknor; gelamenteer; grauw; grom; knor; snauw
grognements gebrom; gemopper gejammer; geklaag; geknor; gelamenteer
grondement gebrom; gemopper bonzen; daveren; denderen; donderen; dreun; dreunen; gebrul; gebulder; gedreun; gegrom; gejammer; geklaag; geknor; gelamenteer; geloei; geraas; geronk; gesnurk; grauw; grom; klap; knal; kwak; loeien van de wind; ontlading; plotselinge uitbarsting; rommeling; smak; smakken; smakkend eten; snauw; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
lamentations gebrom; gemopper geblaat; gehuil; gejammer; gejank; gekanker; gekerm; geklaag; gekreun; gelamenteer; gemekker; gesteun; geweeklaag; geween; gezeur; gezever; jammerklacht; klaaglied; treurdicht; treurlied; treurzang; weeklacht
marmonnement gebrom; gemurmel; geroezemoes gemompel
murmure gebrom; gemurmel; geroezemoes gemompel; gepruttel; geruis; gesputter; gesuis; ruis; suizing
plaintes gebrom; gemopper aanklacht; beschuldiging; geblaat; gehuil; gejammer; gejank; gekanker; geklaag; gelamenteer; gemekker; geween; gezeur; gezever; tenlastelegging
rouspétance gebrom; gemopper gejammer; geklaag; gelamenteer; geschimp
rumeur gebrom; gemurmel; geroezemoes achterklap; drukte; gedruis; geluid; geroddel; kouwe drukte; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; ophef; roddel; roddelpraat; rumoer; tumult; zwartmaken
vacarme gebrom; gemurmel; geroezemoes beroering; drukte; gebrul; gebulder; gedruis; gejoel; gejubel; gekrijs; geluid; geraas; geschreeuw; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; misbaar; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult
vrombissement gebrom; gezoem gegons; gesnor

Wiktionary Translations for gebrom:


Cross Translation:
FromToVia
gebrom bourdonnement drone — hum or buzz