Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gedruis:


Dutch

Detailed Translations for gedruis from Dutch to French

gedruis:

gedruis [het ~] nomen

  1. het gedruis (rumoer; tumult)
    la rumeur; le vacarme; le bruit; le tapage; la cabale; le chahut; le tumulte; le fracas; la cohue

Translation Matrix for gedruis:

NounRelated TranslationsOther Translations
bruit gedruis; rumoer; tumult deining; gebrom; gebrul; gebulder; gekrijs; geluid; gemurmel; geroezemoes; geschreeuw; herrie; kabaal; lawaai; leven; ophef; rumoer; spektakel; tumult
cabale gedruis; rumoer; tumult stennis
chahut gedruis; rumoer; tumult bende; beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; lawaai; leven; opschudding; opstootje; ordeverstoring; pandemonium; puinhoop; puinzooi; rel; rommel; rotzooi; rumoer; spektakel; troep; tumult; zooi; zootje
cohue gedruis; rumoer; tumult beroering; drukte; gedrang; geraas; groep mensen; grote menigte; hectiek; heibel; heksenketel; lawaai; leven; massa; menigte; opschudding; pandemonium; rumoer; toeloop; toevloed; tumult; veel mensen
fracas gedruis; rumoer; tumult dreun; gebrul; gebulder; gekrijs; geschreeuw; klap; knal; kwak; ontlading; plotselinge uitbarsting; smak; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
rumeur gedruis; rumoer; tumult achterklap; drukte; gebrom; geluid; gemurmel; geroddel; geroezemoes; kouwe drukte; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; ophef; roddel; roddelpraat; rumoer; zwartmaken
tapage gedruis; rumoer; tumult bekloppen; betikken; bonk; bonkend geluid; drukte; geluid; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; luidruchtigheid; ophef; rumoer; spektakel; stampei; tamtam; tumult
tumulte gedruis; rumoer; tumult agitatie; beroering; drukte; gebrul; gebulder; geharrewar; gekrijs; geluid; geraas; geschreeuw; gewoel; grote menigte; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ongedurigheid; onrust; ophef; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; pandemonium; rel; rumoer; sensatie; spektakel; toeloop; tumult; veel mensen; verwarring; volksoproer; vuistgevecht
vacarme gedruis; rumoer; tumult beroering; drukte; gebrom; gebrul; gebulder; gejoel; gejubel; gekrijs; geluid; gemurmel; geraas; geroezemoes; geschreeuw; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; misbaar; ophef; opschudding; pandemonium; rumoer; spektakel; tumult