Dutch
Detailed Translations for gelieven from Dutch to French
gelieven:
-
gelieven (behagen; bevallen; plezieren; aanstaan)
plaire; faire plaisir à; faire la coquette; flirter; coqueter-
plaire verb (plais, plaît, plaisons, plaisez, plaisent, plaisais, plaisait, plaisions, plaisiez, plaisaient, plus, plut, plûmes, plûtes, plurent, plairai, plairas, plaira, plairons, plairez, plairont)
-
faire plaisir à verb
-
faire la coquette verb
-
flirter verb (flirte, flirtes, flirtons, flirtez, flirtent, flirtais, flirtait, flirtions, flirtiez, flirtaient, flirtai, flirtas, flirta, flirtâmes, flirtâtes, flirtèrent, flirterai, flirteras, flirtera, flirterons, flirterez, flirteront)
-
coqueter verb (coquette, coquettes, coquetons, coquetez, coquettent, coquetais, coquetait, coquetions, coquetiez, coquetaient, coquetai, coquetas, coqueta, coquetâmes, coquetâtes, coquetèrent, coquetterai, coquetteras, coquettera, coquetterons, coquetterez, coquetteront)
-
Conjugations for gelieven:
o.t.t.
- gelief
- gelieft
- gelieft
- gelieven
- gelieven
- gelieven
o.v.t.
- geliefde
- geliefde
- geliefde
- geliefden
- geliefden
- geliefden
v.t.t.
- heb geliefd
- hebt geliefd
- heeft geliefd
- hebben geliefd
- hebben geliefd
- hebben geliefd
v.v.t.
- had geliefd
- had geliefd
- had geliefd
- hadden geliefd
- hadden geliefd
- hadden geliefd
o.t.t.t.
- zal gelieven
- zult gelieven
- zal gelieven
- zullen gelieven
- zullen gelieven
- zullen gelieven
o.v.t.t.
- zou gelieven
- zou gelieven
- zou gelieven
- zouden gelieven
- zouden gelieven
- zouden gelieven
en verder
- ben geliefd
- bent geliefd
- is geliefd
- zijn geliefd
- zijn geliefd
- zijn geliefd
diversen
- gelief!
- gelieft!
- gelieve
- geliefd
- gelievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for gelieven:
Verb | Related Translations | Other Translations |
coqueter | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | koketteren |
faire la coquette | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | koketteren |
faire plaisir à | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | aangenaam aandoen; bevallen; blij maken; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; in verrukking brengen; opfleuren; opmonteren; plezieren; verblijden; verheugd; verkwikken; verrukken; vrolijker worden |
flirter | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | aan de scharrel zijn; flirten; koketteren; lonken; scharrelen; sjansen |
plaire | aanstaan; behagen; bevallen; gelieven; plezieren | aanstaan; bekoren; believen; bevallen; goeddunken; koketteren |