Dutch

Detailed Translations for gewoel from Dutch to French

gewoel:

gewoel [het ~] nomen

  1. het gewoel (gewroet)
  2. het gewoel (onrust; agitatie; ongedurigheid; beroering)
    l'agitation; l'émoi; l'animation; l'excitation; l'effervescence; le tumulte

Translation Matrix for gewoel:

NounRelated TranslationsOther Translations
action de fouiller la terre gewoel; gewroet
agitation agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust beroering; beroeringen; beweeglijkheid; gedraaf; gehaast; gehol; gejaag; gejacht; gejakker; gisting; ongedurigheid; onrust; onrustigheid; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; rebellie; rel; roerigheid; sensatie; tegenstand; verwarring; verzet; volksoproer; vuistgevecht; weerstand
animation agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust animatie; bevlogenheid; bezieling; drukte; enthousiasme; gedrang; geestdrift; kalmte; levendigheid; stilheid; stilte; toeloop; toevloed
effervescence agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust beroering; drukte; gebruis; geraas; gisting; heibel; heksenketel; het bruisen; lawaai; leven; opschudding; pandemonium; rumoer; tumult
excitation agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust aanmoediging; aansporen; aansporing; aanstoken; geilheid; hitsigheid; instigeren; lust; onrustigheid; opgewondenheid; ophitsen; oproer; opruiing; opstand; opstoken; opstokerij; opstootje; opwekken; opwekking; rel; steun; stimulans; volksoproer; vuistgevecht; zin
fouille gewoel; gewroet afstropen; afzoeken; doorzoeking; fouilleren; fouillering; geheel doorzoeken; opgraving; patrouilleren; schanswerk; uitgraving; visitatie; zoeken
tumulte agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust beroering; drukte; gebrul; gebulder; gedruis; geharrewar; gekrijs; geluid; geraas; geschreeuw; grote menigte; heibel; heksenketel; herrie; kabaal; kouwe drukte; lawaai; leven; ophef; oproer; opschudding; opstand; opstootje; opzien; pandemonium; rel; rumoer; sensatie; spektakel; toeloop; tumult; veel mensen; verwarring; volksoproer; vuistgevecht
émoi agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust beroering; drukte; geraas; heibel; heksenketel; lawaai; leven; opschudding; opzien; pandemonium; rep; rumoer; sensatie; tumult; verwarring
ModifierRelated TranslationsOther Translations
effervescence hard; hardop; luid