Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gezelligheid:
  2. gezellig:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for gezelligheid:
    • convivialité


Dutch

Detailed Translations for gezelligheid from Dutch to French

gezelligheid:


gezelligheid form of gezellig:


Translation Matrix for gezellig:

NounRelated TranslationsOther Translations
familier gast; habitué; stamgast; vaste klant
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- knus; prettig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
agréable gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; aardig; attent; behaaglijk; behulpzaam; comfortabel; eenvoudig; fijn; gemakkelijk; genoeglijk; geriefelijk; geschikt; goedaardig; goedhartig; heugelijk; heuglijk; hulpvaardig; knus; lekker; leuk; licht; makkelijk; niet moeilijk; plezant; plezierig; prettig; simpel; tof; verblijdend; voorkomend; vriendelijk; welkom; zachtaardig
agréablement gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; aardig; attent; behaaglijk; behulpzaam; comfortabel; fijn; gemakkelijk; genoeglijk; geriefelijk; geschikt; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; knus; lekker; leuk; plezant; plezierig; prettig; tof; voorkomend; vriendelijk; zachtaardig
bien confortable gezellig; huiselijk; knus; knusjes
confortable gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; behaaglijk; comfortabel; eenvoudig; fijn; gemakkelijk; genoeglijk; geriefelijk; gerieflijk; knus; lekker; licht; makkelijk; niet moeilijk; plezierig; prettig; senang; simpel
confortablement gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; behaaglijk; comfortabel; eenvoudig; fijn; gemakkelijk; genoeglijk; geriefelijk; knus; lekker; licht; makkelijk; niet moeilijk; plezierig; prettig; simpel
dans l'intimité gezellig; huiselijk; knus; knusjes
douillet gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; angstig voor pijn; behaaglijk; kleinzerig; knus
familial gezellig; huiselijk; knus; knusjes gerelateerd; verwant
familier gezellig; huiselijk; knus; knusjes; onderhoudend; sociabel aangenaam; bekend; brutaal; familiair; fijn; gemeenzaam; genoeglijk; in het voorbijgaan; informeel; lekker; losjes; makkelijk in de omgang; niet beschroomd; onbeschroomd; plezierig; prettig; stoutmoedig; terloops; tutoyerend; vertrouwd; voorlopig; vrijblijvend; vrijmoedig; vrijpostig
intime gezellig; huiselijk; knus; knusjes; onderhoudend; sociabel aangenaam; confidentieel; fijn; genoeglijk; intiem; lekker; plezierig; prettig; vertrouwelijk
intimement gezellig; huiselijk; knus; knusjes; onderhoudend; sociabel aangenaam; confidentieel; fijn; genoeglijk; lekker; plezierig; prettig; vertrouwelijk
sociable gezellig; onderhoudend; sociabel aangenaam; fijn; lekker; prettig; sociaalvoelend; sociaalzorgend
à l'aise gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; behaaglijk; knus; plezierig

Related Words for "gezellig":

  • gezelligheid, gezelliger, gezelligere, gezelligst, gezelligste, gezellige

Synonyms for "gezellig":


Related Definitions for "gezellig":

  1. wat een aangename sfeer heeft1
    • het was een gezellige avond1

Wiktionary Translations for gezellig:

gezellig
adjective
  1. sociaal aangenaam
  2. knus
  3. leuk, onderhoudend
gezellig
adjective
  1. Qui suscite des relations favorables ou agréables parmi les membres d'un groupe.
  2. profondément intérieur, en parlant surtout de ce qui fait l’essence réelle d’une chose.

Cross Translation:
FromToVia
gezellig douillette; douillet cosy — affording comfort and warmth
gezellig douillet; douillette cozy — affording comfort and warmth
gezellig sociable gregarious — of a person who enjoys being in crowds