Noun | Related Translations | Other Translations |
articles
|
goederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren
|
artikelen; koopmansgoederen; koopwaar; lidwoorden; voorwerpen; waar
|
articles commerciaus
|
goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar
|
|
bien
|
bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have
|
activa
|
biens
|
bezit; bezittingen; eigendom; goederen; handelsgoederen; handelswaar; have; koopwaar; waar; waren
|
bezitting; bezittingen; boedel; dingen; eigendommen; geldelijk vermogen; goedje; huisraad; inboedel; spullen; verbruiksgoederen; vermogen; waar; zaakjes; zaken
|
marchandise
|
goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren
|
artikelen; basisproduct; commercie; handel; handelsartikel; handelsproduct; handelsverkeer; handelswaar; klandizie; koophandel; koopwaar; negotie; nering; product; voorwerpen; waar
|
marchandises
|
goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; waar; waren
|
koopmansgoederen; verbruiksgoederen
|
possession
|
bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have
|
bezitting; boedel; huisraad; inboedel
|
propriété
|
bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have
|
bezitting; boedel; buitengoed; domein; eigendom; eigenschap; geschiktheid; grondbezit; grondeigendom; huisraad; inboedel; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; landbezit; landeigendom; landgoed; stigma; typering
|
propriétés
|
bezit; bezittingen; eigendom; goederen; have
|
bezittingen; eigendommen; landgoederen
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
bien
|
|
aanlokkelijk; aardig; akkoord; behoorlijk; behoorlijke; bevallig; braaf; deugdzaam; erg; gekuist; gereinigd; heerlijk; hemels; in hoge mate; in orde; knap; kostelijk; lekker; leuk; lief; mee eens; mooi; netjes; overheerlijk; reuzelekker; schoon; smakelijk; sympathiek; verlokkend; verreweg; verrukkelijk; voorbeeldig; welgemaakt; zalig; zoet; zuiver
|