Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gulp:
  2. gulpen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gulp from Dutch to French

gulp:

gulp [de ~] nomen

  1. de gulp (broeksgulp)
    la braguette

Translation Matrix for gulp:

NounRelated TranslationsOther Translations
braguette broeksgulp; gulp

Related Words for "gulp":


Wiktionary Translations for gulp:

gulp
noun
  1. een door een strook stof afgesloten opening aan de voorzijde van een broek van de man, bedoeld om het plassen te vergemakkelijken
gulp
noun
  1. ouverture sur le devant d’un pantalon, d’une culotte d’homme.
  2. Masse d’eau agitée

Cross Translation:
FromToVia
gulp braguette fly — strip that hides the opening of trousers/pants or underpants

gulp form of gulpen:

gulpen verb (gulp, gulpt, gulpte, gulpten, gegulpt)

  1. gulpen (in stromen neerstorten; gutsen)
    couler; ruisseler; s'écouler
    • couler verb (coule, coules, coulons, coulez, )
    • ruisseler verb (ruisselle, ruisselles, ruisselons, ruisselez, )
    • s'écouler verb

Conjugations for gulpen:

o.t.t.
  1. gulp
  2. gulpt
  3. gulpt
  4. gulpen
  5. gulpen
  6. gulpen
o.v.t.
  1. gulpte
  2. gulpte
  3. gulpte
  4. gulpten
  5. gulpten
  6. gulpten
v.t.t.
  1. ben gegulpt
  2. bent gegulpt
  3. is gegulpt
  4. zijn gegulpt
  5. zijn gegulpt
  6. zijn gegulpt
v.v.t.
  1. was gegulpt
  2. was gegulpt
  3. was gegulpt
  4. waren gegulpt
  5. waren gegulpt
  6. waren gegulpt
o.t.t.t.
  1. zal gulpen
  2. zult gulpen
  3. zal gulpen
  4. zullen gulpen
  5. zullen gulpen
  6. zullen gulpen
o.v.t.t.
  1. zou gulpen
  2. zou gulpen
  3. zou gulpen
  4. zouden gulpen
  5. zouden gulpen
  6. zouden gulpen
diversen
  1. gulp!
  2. gulpt!
  3. gegulpt
  4. gulpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gulpen:

NounRelated TranslationsOther Translations
couler afvloeien; wegstromen; wegvloeien
VerbRelated TranslationsOther Translations
couler gulpen; gutsen; in stromen neerstorten afdruipen; afglijden; aftakelen; afvloeien; afvoeren; afzakken; doen wegvloeien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; galvaniseren; in stralen lopen; inzinken; kelderen; lopen; onder water gaan; ondergaan; sijpelen; stromen; uitdruppelen; vervallen; verzinken; vlieden; vloeien; vluchten; wegglijden; weglekken; wegstromen; wegvloeien; wegvluchten; wegzinken; zakken; zinken
ruisseler gulpen; gutsen; in stromen neerstorten afdruipen; afvloeien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; golven; golvend bewegen; in straaltjes afdruipen; in stralen lopen; sijpelen; uitdruppelen; vloeien; wegstromen; wegvloeien
s'écouler gulpen; gutsen; in stromen neerstorten aflopen; afvloeien; in stralen lopen; lopen; stromen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vlieden; vloeien; vluchten; voorbijgaan; wegstromen; wegvloeien; wegvluchten
OtherRelated TranslationsOther Translations
s'écouler uitkomen; uitstromen

Related Words for "gulpen":