Dutch

Detailed Translations for hamer from Dutch to French

hamer:

hamer [de ~ (m)] nomen

  1. de hamer (slaghamer)
    le marteau; le marteau-pilon

Translation Matrix for hamer:

NounRelated TranslationsOther Translations
marteau hamer; slaghamer breekhamer; moker; voorhamer
marteau-pilon hamer; slaghamer

Related Words for "hamer":

  • hameren, hamers, hamertje, hamertjes

Related Definitions for "hamer":

  1. stuk gereedschap met ijzeren kop op steel1
    • hij sloeg de spijker met een hamer in het hout1

Wiktionary Translations for hamer:

hamer
noun
  1. werktuig dat kan worden gebruikt om te slaan
  2. één van de gehoorsbeentjes in het oor
hamer
noun
  1. Outil percuteur
  2. Petite tringle de bois d’un piano
  3. Osselet de l’oreille

Cross Translation:
FromToVia
hamer marteau hammer — tool
hamer chien hammer — part of a firearm
hamer marteau Hammer — Werkzeug bestehend aus Hammerkopf und Stiel

hameren:

hameren verb (hamer, hamert, hamerde, hamerden, gehamerd)

  1. hameren (bonken; slaan; rammen)
    battre; frapper; donner des coups de marteau; se heurter contre; heurter; cogner; enfoncer à coups de bélier; marteler; taper; éperonner; tabasser; tamponner
    • battre verb (bats, bat, battons, battez, )
    • frapper verb (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • heurter verb (heurte, heurtes, heurtons, heurtez, )
    • cogner verb (cogne, cognes, cognons, cognez, )
    • marteler verb (martèle, martèles, martelons, martelez, )
    • taper verb (tape, tapes, tapons, tapez, )
    • éperonner verb (éperonne, éperonnes, éperonnons, éperonnez, )
    • tabasser verb (tabasse, tabasses, tabassons, tabassez, )
    • tamponner verb (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )
  2. hameren (kloppen met een hamer)
    donner des coups de marteau; battre; frapper; taper
    • battre verb (bats, bat, battons, battez, )
    • frapper verb (frappe, frappes, frappons, frappez, )
    • taper verb (tape, tapes, tapons, tapez, )
  3. hameren (blijven herhalen)

Conjugations for hameren:

o.t.t.
  1. hamer
  2. hamert
  3. hamert
  4. hameren
  5. hameren
  6. hameren
o.v.t.
  1. hamerde
  2. hamerde
  3. hamerde
  4. hamerden
  5. hamerden
  6. hamerden
v.t.t.
  1. heb gehamerd
  2. hebt gehamerd
  3. heeft gehamerd
  4. hebben gehamerd
  5. hebben gehamerd
  6. hebben gehamerd
v.v.t.
  1. had gehamerd
  2. had gehamerd
  3. had gehamerd
  4. hadden gehamerd
  5. hadden gehamerd
  6. hadden gehamerd
o.t.t.t.
  1. zal hameren
  2. zult hameren
  3. zal hameren
  4. zullen hameren
  5. zullen hameren
  6. zullen hameren
o.v.t.t.
  1. zou hameren
  2. zou hameren
  3. zou hameren
  4. zouden hameren
  5. zouden hameren
  6. zouden hameren
diversen
  1. hamer!
  2. hamert!
  3. gehamerd
  4. hamerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hameren:

NounRelated TranslationsOther Translations
battre afbeuken
VerbRelated TranslationsOther Translations
battre bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan aankloppen; aantikken; afkloppen; bekampen; beroeren; bestrijden; beuken; bevechten; hard slaan; hengsten; karnen; klakken; klapperen; kleppen; kloppen; klutsen; meppen; omroeren; raken; rammen; roeren; slaan; tikken; timmeren; treffen
cogner bonken; hameren; rammen; slaan aankloppen; aanrijden; aantikken; beuken; botsen; hard slaan; hengsten; kloppen; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; rammen; slaan; stompen; stoten op; tikken; timmeren
continuer à répéter blijven herhalen; hameren
donner des coups de marteau bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan beuken; rammen
enfoncer à coups de bélier bonken; hameren; rammen; slaan
frapper bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan aankloppen; aantikken; beuken; een klap geven; een oplawaai geven; frapperen; hard slaan; hengsten; kloppen; meppen; rammen; slaan; stompen; tikken; timmeren
heurter bonken; hameren; rammen; slaan aankloppen; aanrijden; aanstoot geven; aantikken; aanvaren; bonzen; botsen; choqueren; hard slaan; hengsten; ketsen; kloppen; luiden; meppen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; opbotsen; schokken; shockeren; slaan; stoten op; tikken; timmeren
insister sur blijven herhalen; hameren beklemtonen; benadrukken; betonen; inhameren; instampen
marteler bonken; hameren; rammen; slaan accentueren; benadrukken; beuken; rammen
se heurter contre bonken; hameren; rammen; slaan
tabasser bonken; hameren; rammen; slaan aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; bakkeleien; beuken; duelleren; in elkaar timmeren; kampen; kleunen; knokken; knuppelen; matten; rammen; ranselen; toetakelen; vechten
tamponner bonken; hameren; rammen; slaan afbetten; afstempelen; betten; beuken; bevochtigen; bufferen; deppen; rammen; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen
taper bonken; hameren; kloppen met een hamer; rammen; slaan aankloppen; aantikken; beuken; dichten; dichtmaken; dichtstoppen; hard slaan; hengsten; kloppen; machineschrijven; meppen; rammen; slaan; stompen; stoppen; tikken; timmeren; typen
éperonner bonken; hameren; rammen; slaan aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; opjutten; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren

Related Words for "hameren":


Wiktionary Translations for hameren:


Cross Translation:
FromToVia
hameren marteler hammer — to strike repeatedly with a hammer, some other implement, the fist, etc

Related Translations for hamer