Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. insneeuwen:


Dutch

Detailed Translations for insneeuwen from Dutch to French

insneeuwen:

insneeuwen verb (sneeuw in, sneeuwt in, sneeuwde in, sneeuwden in, ingesneeuwd)

  1. insneeuwen (vastsneeuwen)

Conjugations for insneeuwen:

o.t.t.
  1. sneeuw in
  2. sneeuwt in
  3. sneeuwt in
  4. sneeuwen in
  5. sneeuwen in
  6. sneeuwen in
o.v.t.
  1. sneeuwde in
  2. sneeuwde in
  3. sneeuwde in
  4. sneeuwden in
  5. sneeuwden in
  6. sneeuwden in
v.t.t.
  1. ben ingesneeuwd
  2. bent ingesneeuwd
  3. is ingesneeuwd
  4. zijn ingesneeuwd
  5. zijn ingesneeuwd
  6. zijn ingesneeuwd
v.v.t.
  1. was ingesneeuwd
  2. was ingesneeuwd
  3. was ingesneeuwd
  4. waren ingesneeuwd
  5. waren ingesneeuwd
  6. waren ingesneeuwd
o.t.t.t.
  1. zal insneeuwen
  2. zult insneeuwen
  3. zal insneeuwen
  4. zullen insneeuwen
  5. zullen insneeuwen
  6. zullen insneeuwen
o.v.t.t.
  1. zou insneeuwen
  2. zou insneeuwen
  3. zou insneeuwen
  4. zouden insneeuwen
  5. zouden insneeuwen
  6. zouden insneeuwen
diversen
  1. sneeuw in!
  2. sneeuwt in!
  3. ingesneeuwd
  4. insneeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for insneeuwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
enneiger insneeuwen; vastsneeuwen
être pris dans la neige insneeuwen; vastsneeuwen