Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. integreren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for integreren from Dutch to French

integreren:

integreren verb (integreer, integreert, integreerde, integreerden, geïntegreerd)

  1. integreren (tot een eenheid worden)
    intégrer; s'intégrer
    • intégrer verb (intègre, intègres, intégrons, intégrez, )

Conjugations for integreren:

o.t.t.
  1. integreer
  2. integreert
  3. integreert
  4. integreren
  5. integreren
  6. integreren
o.v.t.
  1. integreerde
  2. integreerde
  3. integreerde
  4. integreerden
  5. integreerden
  6. integreerden
v.t.t.
  1. heb geïntegreerd
  2. hebt geïntegreerd
  3. heeft geïntegreerd
  4. hebben geïntegreerd
  5. hebben geïntegreerd
  6. hebben geïntegreerd
v.v.t.
  1. had geïntegreerd
  2. had geïntegreerd
  3. had geïntegreerd
  4. hadden geïntegreerd
  5. hadden geïntegreerd
  6. hadden geïntegreerd
o.t.t.t.
  1. zal integreren
  2. zult integreren
  3. zal integreren
  4. zullen integreren
  5. zullen integreren
  6. zullen integreren
o.v.t.t.
  1. zou integreren
  2. zou integreren
  3. zou integreren
  4. zouden integreren
  5. zouden integreren
  6. zouden integreren
en verder
  1. ben geïntegreerd
  2. bent geïntegreerd
  3. is geïntegreerd
  4. zijn geïntegreerd
  5. zijn geïntegreerd
  6. zijn geïntegreerd
diversen
  1. integreer!
  2. integreert!
  3. geïntegreerd
  4. integrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for integreren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
intégrer integreren; tot een eenheid worden inbedden; inpassen; passen in; reflecteren
s'intégrer integreren; tot een eenheid worden fuseren; gewend raken; inburgeren; ineensmelten; samensmelten; versmelten

Wiktionary Translations for integreren:

integreren
verb
  1. tot een samenhangende groep maken

Cross Translation:
FromToVia
integreren assimiler assimilate — to absorb a group of people into a community