Noun | Related Translations | Other Translations |
creux
|
|
gleuf; gootvormige decoratieve uitholling; holheid; holkeel; kuil; langwerpige uitholling; leegheid; opening; sleuf; uitholling; voosheid
|
fort
|
|
burcht; citadel; kasteel; ridderkasteel; ridderslot; slot
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
tendre
|
|
aangeven; aanreiken; geven; oprekken; opspannen; reiken; rekken; spannen; strak maken
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
aigu
|
heftig; hevig; intens
|
acuut; beklemmend; doordringend; fel; grievend; hanig; hard; hoog; indringend; knellend; krenkend; kwetsend; messcherp; nijpend; pinnig; puntig; schel; schel klinkend; scherp; scherpklinkend; schril; smartelijk; snerpend; snibbig; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; vinnig; vlijmend
|
creux
|
diep; innig; intens
|
blind; diep; diepliggend; hol; ingevallen; inhoudsloos; leeg; niet zien kunnend; nietszeggend
|
fort
|
heftig; hevig; intens; intensief
|
behoorlijk; bijzonder; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; corpulent; danig; degelijk; dik; duchtig; energiek; erg; excessief; extreem; fantastisch; fel; ferm; fiks; flink; formidabel; fors; forse; geanimeerd; gekruid; gepeperd; geweldig; gezet; grievend; hard; hardop; hartig; heel erg; heftig; hevig; hogelijk; hoogst; krachtig; krenkend; kruidig; kwetsend; lawaaierig; levendig; lijvig; luid; luid klinkend; luidruchtig; pittig; potig; prachtig; robuust; rumoerig; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; stoer; ten zeerste; uitermate; uiterst; vet; vettig; vief; vol energie; vol fut; zeer; zwaarlijvig
|
fortement
|
heftig; hevig; intens; intensief
|
behoorlijk; danig; duchtig; erg; fel; flink; heftig; hevig; hoogst; krachtig; stoer; ten zeerste; uitermate
|
intense
|
heftig; hevig; intens; intensief
|
angstvallig; brandend; erg; fel; fonkelend; gloeiend; hanig; heftig; hevig; krachtig; nauwlettend; onbeheerst; onstuimig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend; vurig; warm; zorgvuldig
|
intensif
|
intens; intensief
|
angstvallig; nauwlettend; zorgvuldig
|
intensivement
|
intens; intensief
|
angstvallig; nauwlettend; zorgvuldig
|
intensément
|
heftig; hevig; intens; intensief
|
erg; fel; heftig; hevig; krachtig
|
profond
|
diep; innig; intens
|
absoluut; degelijk; diep; diepgaand; diepgravend; diepliggend; diepzinnig; extremistische; grondig; helemaal; in het geheel; ingrijpend; laag; laag liggend; niet oppervlakkig; pijnlijk; radicale; totaal; volkomen; zeer
|
profondément
|
diep; innig; intens
|
degelijk; diep; diepgaand; diepgravend; diepliggend; diepzinnig; extremistische; grondig; helemaal; niet oppervlakkig; radicale; totaal; volkomen
|
sincère
|
diep; innig; intens
|
bedoeld; decent; echt; eerbaar; eerlijk; ernstig; fair; fatsoenlijk; fideel; gemeend; goedbedoeld; hartgrondig; manierlijk; menens; netjes; ongeveinsd; open; openhartig; oprecht; rechtdoorzee; rechtschapen; rondborstig; ronduit; serieus; trouwhartig; van harte; vol ernst; volmondig; waar; waarachtig; waarheidlievend; waarheidslievend; welgemeend; welvoeglijk; werkelijk; werkelijk menend
|
tendre
|
diep; innig; intens
|
breekbaar; broos; clement; delicaat; dun; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; fragiel; frèle; genadig; gevoelig; gevoelvol; goedhartig; iel; kwetsbaar; lichtgebouwd; liefderijk; liefdevol; liefhebbend; mak; mild; rank; sentimenteel; slank; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; teerhartig; tenger; vergevingsgezind; verzoenend; weekhartig; welwillend; zacht; zacht aanvoelend; zachtaardig; zwak
|
tendrement
|
diep; innig; intens
|
breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; liefhebbend; teder; teer; tenger; zwak
|
vif
|
heftig; hevig; intens; intensief
|
actief; ad rem; adrem; alert; beweeglijk; bezet; bijdehand; bitter; bitter van smaak; blij; blijmoedig; dapper; dartel; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; erg; fel; ferm; flink; flitsend; geagiteerd; gevat; hanig; heftig; hel; hevig; hip; kien; kittig; krachtig; levendig; levenskrachtig; levenslustig; modieus; moedig; monter; moreel sterk; onbeheerst; ongeblust; onstuimig; opgetogen; opgewekt; oplettend; pienter; pinnig; raak; rap; scherp; scherpzinnig; slagvaardig; slim; snedig; snel; snibbig; spits; spitsvondig; tierig; trendy; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; verhit; verwoed; vinnig; vitaal; vlijmend; vlot; vlug; vrolijk; wakker
|
vigoureusement
|
intens; intensief
|
fors; stevig
|
vigoureux
|
intens; intensief
|
dapper; doortastend; drastisch; ferm; fiks; flink; fors; fysiek sterk; krachtdadig; krachtig; moedig; moreel sterk; onwankelbaar; onwrikbaar; pal; standvastig; sterk; stevig; vasthoudend; volhardend
|
violemment
|
intens; intensief
|
agressief; fel; gewelddadig; hard; hardhandig; heftig; hevig; onbeheerst; onstuimig; onzacht; ruw; verwoed
|
violent
|
intens; intensief
|
aanrandend; agressief; bitter; bitter van smaak; fel; gewelddadig; geweldig; hanig; hard; hardhandig; heftig; hevig; hoog; kokend; onzacht; pinnig; ruw; schel; scherp; schril; snerpend; snibbig; verwoed; vinnig; vlijmend; ziedend
|
vive
|
heftig; hevig; intens
|
actief; ad rem; adrem; beweeglijk; bezet; bijdehand; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; fel; flitsend; gevat; heftig; hevig; hip; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; raak; slagvaardig; snedig; snel; tierig; trendy; verwoed; vlot; vrolijk; wakker
|
vivement
|
heftig; hevig; intens; intensief
|
actief; ad rem; beweeglijk; blij; blijmoedig; dartel; dynamisch; energiek; erg; fel; heftig; hevig; krachtig; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; slagvaardig; tierig; vrolijk; wakker
|
énergique
|
intens; intensief
|
actief; beweeglijk; daadkrachtig; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; geanimeerd; krachtdadig; krachtig; levendig; sterk; vief; vol energie; vol fut; voortvarend
|
énergiquement
|
intens; intensief
|
actief; ad rem; beweeglijk; daadkrachtig; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; geagiteerd; krachtdadig; krachtig; levendig; slagvaardig; sterk; verhit; wakker
|