Dutch

Detailed Translations for invallen from Dutch to French

invallen:

invallen verb (val in, valt in, viel in, vielen in, ingevallen)

  1. invallen (invallen voor iemand; vervangen)
    remplacer
    • remplacer verb (remplace, remplaces, remplaçons, remplacez, )
  2. invallen (binnendringen; binnenvallen)
    envahir; pénétrer dans; faire une invasion; entrer dans; faire entrer; faire irruption dans; s'infiltrer; s'introduire
  3. invallen (in elkaar zakken; inzakken; inzinken)
  4. invallen (naar binnen vallen)
    envahir
    • envahir verb (envahis, envahit, envahissons, envahissez, )

Conjugations for invallen:

o.t.t.
  1. val in
  2. valt in
  3. valt in
  4. vallen in
  5. vallen in
  6. vallen in
o.v.t.
  1. viel in
  2. viel in
  3. viel in
  4. vielen in
  5. vielen in
  6. vielen in
v.t.t.
  1. ben ingevallen
  2. bent ingevallen
  3. is ingevallen
  4. zijn ingevallen
  5. zijn ingevallen
  6. zijn ingevallen
v.v.t.
  1. was ingevallen
  2. was ingevallen
  3. was ingevallen
  4. waren ingevallen
  5. waren ingevallen
  6. waren ingevallen
o.t.t.t.
  1. zal invallen
  2. zult invallen
  3. zal invallen
  4. zullen invallen
  5. zullen invallen
  6. zullen invallen
o.v.t.t.
  1. zou invallen
  2. zou invallen
  3. zou invallen
  4. zouden invallen
  5. zouden invallen
  6. zouden invallen
en verder
  1. heb ingevallen
  2. hebt ingevallen
  3. heeft ingevallen
  4. hebben ingevallen
  5. hebben ingevallen
  6. hebben ingevallen
diversen
  1. val in!
  2. valt in!
  3. ingevallen
  4. invallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

invallen [het ~] nomen

  1. het invallen (binnenvallen)
    l'invasions

Translation Matrix for invallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
invasions binnenvallen; invallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
entrer dans binnendringen; binnenvallen; invallen belopen; betreden; bewandelen; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenrijden; binnenstappen; binnentreden; binnenvaren; importeren; indringen; infiltreren; ingaan; inrijden; instappen; invaren; invoeren; te voet afleggen
envahir binnendringen; binnenvallen; invallen; naar binnen vallen aankomen; bezoeken; binnen gaan; binnendringen; binnenmarcheren; binnentrekken; binnenvallen; doordringen; haven binnenvaren; indringen; inlopen; langskomen; onder gezag brengen; onderwerpen; onverwachts langskomen; op bezoek komen; opzoeken; overbluffen; overdonderen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; penetreren; voorbijkomen; zich meester maken van
faire entrer binnendringen; binnenvallen; invallen binnen halen; binnendringen; binnenlaten; binnenleiden; binnenloodsen; binnenroepen; deur openen; inbrengen; indringen; infiltreren; injagen; inlaten; invoegen; naarbinnen laten; opendoen voor
faire irruption dans binnendringen; binnenvallen; invallen binnendringen; binnenvallen; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; onverwachts langskomen
faire une invasion binnendringen; binnenvallen; invallen aankomen; bezoeken; doordringen; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; penetreren; voorbijkomen
pénétrer dans binnendringen; binnenvallen; invallen aankomen; betreden; bezoeken; binnendringen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenmarcheren; binnenstappen; binnentreden; binnentrekken; haven binnenvaren; indringen; infiltreren; ingaan; inlopen; langskomen; op bezoek komen; opzoeken; penetreren; voorbijkomen; zich binnenwroeten; zich binnenwurmen
remplacer invallen; invallen voor iemand; vervangen aflossen; inspringen; negeren; overschrijven; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
s'effondrer in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken ineenstorten; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; omlaagstorten; vallen
s'enfoncer in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken afglijden; aftakelen; afzakken; galvaniseren; inzinken; vervallen; verzinken; wegglijden; wegzakken; wegzinken; zakken in
s'infiltrer binnendringen; binnenvallen; invallen bereiken; binnendringen; doordringen; indringen; infiltreren; laten doorsijpelen; penetreren in; percoleren
s'introduire binnendringen; binnenvallen; invallen binnendringen; indringen; infiltreren; insluipen; ongemerkt binnendringen; zich toegang verschaffen
s'écrouler in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken afbreken; afleggen; begeven; bezwijken; breken; flippen; het onderspit delven; in elkaar storten; ineenstorten; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; inzakken; kelderen; neerhalen; omlaagstorten; omverhalen; ondergaan; slopen; sterk afnemen; strijd verliezen; te gronde gaan; tenondergaan; teruglopen; uit elkaar halen; vallen; zakken
tomber en ruine in elkaar zakken; invallen; inzakken; inzinken afbreken; begeven; breken; desintegreren; flippen; in elkaar storten; ineenstorten; instorten; neerhalen; omverhalen; slopen; ten gronde gaan; uit elkaar halen; uit elkaar vallen; uiteenvallen

Related Words for "invallen":


invallen form of inval:

inval [de ~ (m)] nomen

  1. de inval (invasie)
    l'invasion
  2. de inval (politie-inval)
    l'action policière; l'invasion; l'envahissement

Translation Matrix for inval:

NounRelated TranslationsOther Translations
action policière inval; politie-inval
envahissement inval; politie-inval overstelpen; overweldigen; overweldiging; verovering
invasion inval; invasie; politie-inval aanval; attaque; bestorming; offensief; overweldiging; run; stormaanval; stormloop; verovering

Related Words for "inval":


Wiktionary Translations for inval:


Cross Translation:
FromToVia
inval offensive offensive — an attack

External Machine Translations:

Related Translations for invallen