Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. keffen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kef from Dutch to French

keffen:

keffen verb (kef, keft, kefte, keften, gekeft)

  1. keffen (blaffen)
    japper; glapir
    • japper verb (jappe, jappes, jappons, jappez, )
    • glapir verb (glapis, glapit, glapissons, glapissez, )

Conjugations for keffen:

o.t.t.
  1. kef
  2. keft
  3. keft
  4. keffen
  5. keffen
  6. keffen
o.v.t.
  1. kefte
  2. kefte
  3. kefte
  4. keften
  5. keften
  6. keften
v.t.t.
  1. heb gekeft
  2. hebt gekeft
  3. heeft gekeft
  4. hebben gekeft
  5. hebben gekeft
  6. hebben gekeft
v.v.t.
  1. had gekeft
  2. had gekeft
  3. had gekeft
  4. hadden gekeft
  5. hadden gekeft
  6. hadden gekeft
o.t.t.t.
  1. zal keffen
  2. zult keffen
  3. zal keffen
  4. zullen keffen
  5. zullen keffen
  6. zullen keffen
o.v.t.t.
  1. zou keffen
  2. zou keffen
  3. zou keffen
  4. zouden keffen
  5. zouden keffen
  6. zouden keffen
diversen
  1. kef!
  2. keft!
  3. gekeft
  4. keffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for keffen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
glapir blaffen; keffen brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreien; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen
japper blaffen; keffen brullen; het uitgillen; uitroepen; uitschreeuwen

Wiktionary Translations for keffen:

keffen
verb
  1. aboyer, pour désigner l’aboiement des petits chiens.

Cross Translation:
FromToVia
keffen japper yap — of a small dog, to bark in a non-growly manner