Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. kennen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ken from Dutch to French

kennen:

kennen verb (ken, kent, kende, kenden, gekend)

  1. kennen
    connaître
    • connaître verb (connais, connaît, connaissons, connaissez, )

Conjugations for kennen:

o.t.t.
  1. ken
  2. kent
  3. kent
  4. kennen
  5. kennen
  6. kennen
o.v.t.
  1. kende
  2. kende
  3. kende
  4. kenden
  5. kenden
  6. kenden
v.t.t.
  1. heb gekend
  2. hebt gekend
  3. heeft gekend
  4. hebben gekend
  5. hebben gekend
  6. hebben gekend
v.v.t.
  1. had gekend
  2. had gekend
  3. had gekend
  4. hadden gekend
  5. hadden gekend
  6. hadden gekend
o.t.t.t.
  1. zal kennen
  2. zult kennen
  3. zal kennen
  4. zullen kennen
  5. zullen kennen
  6. zullen kennen
o.v.t.t.
  1. zou kennen
  2. zou kennen
  3. zou kennen
  4. zouden kennen
  5. zouden kennen
  6. zouden kennen
en verder
  1. is gekend
diversen
  1. ken!
  2. kent!
  3. gekend
  4. kennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kennen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
connaître kennen doormaken; op de hoogte zijn; weten
- weten

Synonyms for "kennen":


Related Definitions for "kennen":

  1. weten omdat je het geleerd hebt1
    • ik ken alle steden van Nederland uit mijn hoofd1
  2. ervan op de hoogte zijn1
    • ik ken de burgemeester persoonlijk1

Wiktionary Translations for kennen:

kennen
verb
  1. bekend, vertrouwd zijn met
  2. door studie of oefening geleerd hebben
kennen
noun
  1. Idée, notion qu’on a de quelque chose, de quelqu’un; le fait de le connaître

Cross Translation:
FromToVia
kennen connaître know — be acquainted or familiar with