Dutch

Detailed Translations for keur from Dutch to French

keur:

keur [de ~] nomen

  1. de keur (elite)
    l'élite
  2. de keur (waarborg)
    le poinçon; la garantie
  3. de keur (assortiment; keuze; collectie; sortering)
    le choix; l'assortiment; l'éventail

Translation Matrix for keur:

NounRelated TranslationsOther Translations
assortiment assortiment; collectie; keur; keuze; sortering collectie; museumcollectie; schifting; selectie; sortiment; uitverkoring
choix assortiment; collectie; keur; keuze; sortering collectie; inktstempel; keus; keuze; keuzemogelijkheid; museumcollectie; optie; schifting; selectie; smaak; sortiment; stempel; uitverkiezing; verkiezing; voorkeur; voorliefde; zegel
garantie keur; waarborg beslistheid; garantie; garantiebewijs; gratis service; inktstempel; onderpand; onderpanden; pertinentie; securiteit; standvastigheid; stelligheid; stempel; vastberadenheid; vrijwaring; waarborgsom; zegel; zekerheidstelling
poinçon keur; waarborg drevel; eigenschap; elsbes; handelsmerk; handelsnaam; inktstempel; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; pons; priem; stempel; stigma; warenmerk; zegel
élite elite; keur
éventail assortiment; collectie; keur; keuze; sortering gamma; scala; spectrum; staalkaart; waaier
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
choix keuze

Related Words for "keur":


Wiktionary Translations for keur:

keur

keuren:

keuren verb (keur, keurt, keurde, keurden, gekeurd)

  1. keuren (beproeven; onderzoeken; testen)
    tester; examiner; essayer; vérifier; soumettre à une inspection; éprouver; faire une inspection de; inspecter; faire subir un test; passer en revue; faire passer un examen; soumettre à un test; mettre à l'épreuve
    • tester verb (teste, testes, testons, testez, )
    • examiner verb (examine, examines, examinons, examinez, )
    • essayer verb (essaie, essaies, essayons, essayez, )
    • vérifier verb (vérifie, vérifies, vérifions, vérifiez, )
    • éprouver verb (éprouve, éprouves, éprouvons, éprouvez, )
    • inspecter verb (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, )
  2. keuren (examineren; controleren; inspecteren; schouwen)
    examiner; parcourir; faire une inspection de; inspecter
    • examiner verb (examine, examines, examinons, examinez, )
    • parcourir verb (parcours, parcourt, parcourons, parcourez, )
    • inspecter verb (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, )
  3. keuren (proeven; proberen)
    goûter; déguster
    • goûter verb (goûte, goûtes, goûtons, goûtez, )
    • déguster verb (déguste, dégustes, dégustons, dégustez, )
  4. keuren (monsters nemen; monsteren)
    examiner; inspecter
    • examiner verb (examine, examines, examinons, examinez, )
    • inspecter verb (inspecte, inspectes, inspectons, inspectez, )

Conjugations for keuren:

o.t.t.
  1. keur
  2. keurt
  3. keurt
  4. keuren
  5. keuren
  6. keuren
o.v.t.
  1. keurde
  2. keurde
  3. keurde
  4. keurden
  5. keurden
  6. keurden
v.t.t.
  1. heb gekeurd
  2. hebt gekeurd
  3. heeft gekeurd
  4. hebben gekeurd
  5. hebben gekeurd
  6. hebben gekeurd
v.v.t.
  1. had gekeurd
  2. had gekeurd
  3. had gekeurd
  4. hadden gekeurd
  5. hadden gekeurd
  6. hadden gekeurd
o.t.t.t.
  1. zal keuren
  2. zult keuren
  3. zal keuren
  4. zullen keuren
  5. zullen keuren
  6. zullen keuren
o.v.t.t.
  1. zou keuren
  2. zou keuren
  3. zou keuren
  4. zouden keuren
  5. zouden keuren
  6. zouden keuren
en verder
  1. ben gekeurd
  2. bent gekeurd
  3. is gekeurd
  4. zijn gekeurd
  5. zijn gekeurd
  6. zijn gekeurd
diversen
  1. keur!
  2. keurt!
  3. gekeurd
  4. keurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

keuren [het ~] nomen

  1. het keuren (medische keuring)

Translation Matrix for keuren:

NounRelated TranslationsOther Translations
examen médical keuren; medische keuring medisch onderzoek
examiner bezichtigen; bezichtiging
goûter theevisite
VerbRelated TranslationsOther Translations
déguster keuren; proberen; proeven bikken; bunkeren; consumeren; eten; gebruiken; kluiven; knauwen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; proeven; schransen; schrokken; smaken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voorproeven; vreten; zitten proppen
essayer beproeven; keuren; onderzoeken; testen aanpassen; aanproberen; beproeven; betrachten; op proef aantrekken; passen; pogen; proberen; trachten; uitproberen
examiner beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; schouwen; testen aankijken; aanschouwen; aftasten; afwegen; bekijken; beschouwen; bezichtigen; bezien; blikken; blikken werpen; checken; controleren; doordenken; doorvorsen; examineren; gadeslaan; inkijken; inspecteren; inzien; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; natrekken; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; rechercheren; snuffelen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; verifiëren; verkennen
faire passer un examen beproeven; keuren; onderzoeken; testen examen afnemen; examineren; overhoren; testen; toetsen
faire subir un test beproeven; keuren; onderzoeken; testen controleren; examineren; nagaan; nakijken; overhoren; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
faire une inspection de beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; onderzoeken; schouwen; testen aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; inspecteren; overzien
goûter keuren; proberen; proeven bikken; bunkeren; consumeren; eten; kluiven; knauwen; laven; lenigen; lessen; naar binnen werken; nuttigen; opeten; proeven; schransen; schrokken; smaken; snoepen; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; voorproeven; vreten; zitten proppen
inspecter beproeven; controleren; examineren; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; onderzoeken; schouwen; testen aanschouwen; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; doorvorsen; examineren; inspecteren; nagaan; nakijken; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; onderzoeken; overhoren; overzien; rechercheren; snuffelen; speuren; testen; toetsen
mettre à l'épreuve beproeven; keuren; onderzoeken; testen beproeven; controleren; nagaan; nakijken; op de proef stellen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
parcourir controleren; examineren; inspecteren; keuren; schouwen afleggen; bereizen; bladeren; browsen; doorbladeren; doorheen reizen; doorreizen; doorvliegen; inkijken; inzien; meters maken; reizen; reizen door; rondreizen; trekken; zoeken; zwerven
passer en revue beproeven; keuren; onderzoeken; testen bekijken; bezichtigen; doornemen; inspecteren
soumettre à un test beproeven; keuren; onderzoeken; testen beproeven; controleren; examineren; nagaan; nakijken; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
soumettre à une inspection beproeven; keuren; onderzoeken; testen bekijken; bezichtigen; inspecteren
tester beproeven; keuren; onderzoeken; testen beproeven; controleren; examineren; nagaan; nakijken; overhoren; proberen; testen; toetsen; uitproberen; uittesten
vérifier beproeven; keuren; onderzoeken; testen aantonen; bepalen; bewijzen; checken; controleren; determineren; iets opzoeken; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; natrekken; navragen; nazoeken; onderzoeken; staven; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
éprouver beproeven; keuren; onderzoeken; testen aanvoelen; beleven; beproeven; doormaken; ervaren; ervaren als; experimenteren; gewaarworden; horen; lijden; ondervinden; op de proef stellen; proberen; te horen krijgen; uitproberen; vernemen; voelen; voorvoelen

Related Words for "keuren":


Wiktionary Translations for keuren:

keuren
verb
  1. zich een oordeel vormen over de waarde of deugdelijkheid van iets
keuren
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. péjoratif|fr Faire des reproches, faire ressortir uniquement les défauts.
  3. Prendre de nouveau. (Sens général)

Cross Translation:
FromToVia
keuren contrôler prüfen — (transitiv) feststellen, inwiefern einer Bedingung genügt wird