Dutch

Detailed Translations for klaplopen from Dutch to French

klaplopen:

klaplopen verb (klaploop, klaploopt, klapliep, klapliepen, geklaploopt)

  1. klaplopen (parasiteren; op iemands zak teren)
    mendier; quémander; faire la manche; faire le parasite; profiter de quelqu'un; vivre en parasite; demander l'aumône; demander la charité
    • mendier verb (mendie, mendies, mendions, mendiez, )
    • quémander verb (quémande, quémandes, quémandons, quémandez, )

Conjugations for klaplopen:

o.t.t.
  1. klaploop
  2. klaploopt
  3. klaploopt
  4. klaplopen
  5. klaplopen
  6. klaplopen
o.v.t.
  1. klapliep
  2. klapliep
  3. klapliep
  4. klapliepen
  5. klapliepen
  6. klapliepen
v.t.t.
  1. heb geklaploopt
  2. hebt geklaploopt
  3. heeft geklaploopt
  4. hebben geklaploopt
  5. hebben geklaploopt
  6. hebben geklaploopt
v.v.t.
  1. had geklaploopt
  2. had geklaploopt
  3. had geklaploopt
  4. hadden geklaploopt
  5. hadden geklaploopt
  6. hadden geklaploopt
o.t.t.t.
  1. zal klaplopen
  2. zult klaplopen
  3. zal klaplopen
  4. zullen klaplopen
  5. zullen klaplopen
  6. zullen klaplopen
o.v.t.t.
  1. zou klaplopen
  2. zou klaplopen
  3. zou klaplopen
  4. zouden klaplopen
  5. zouden klaplopen
  6. zouden klaplopen
diversen
  1. klaploop!
  2. klaploopt!
  3. geklaploopt
  4. klaplopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for klaplopen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
demander l'aumône klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
demander la charité klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
faire la manche klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
faire le parasite klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
mendier klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren afbedelen; bedelen; schooien; schooieren
profiter de quelqu'un klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
quémander klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
vivre en parasite klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren