Summary


Dutch

Detailed Translations for koopjes from Dutch to French

koopjes:

koopjes [de ~] nomen, plural

  1. de koopjes
    la bonnes affaires; l'occasions

Translation Matrix for koopjes:

NounRelated TranslationsOther Translations
bonnes affaires koopjes
occasions koopjes gelegenheden; kansen; mogelijkheden; mogelijkheid; mogelijkheid tot verwezenlijking; potentie

Related Words for "koopjes":


koopjes form of koopje:

koopje [het ~] nomen

  1. het koopje (aanbieding)
    l'occasion; la solde; l'aubaine; la bonne affaire; l'emplette; le marché
  2. het koopje (speciale aanbieding)
    l'offre spéciale; l'occasion

Translation Matrix for koopje:

NounRelated TranslationsOther Translations
aubaine aanbieding; koopje absolute meevaller; buitenkans; buitenkansje; fortuin; fortuintje; geluk; gelukje; gelukkig toeval; gelukkigheid; gelukstreffer; het gelukkig-zijn; klapper; mazzeltje; meevaller; meevallertje; opsteker; spotkoopje; toevalstreffer; topper; tref; treffer; voordeel; voordeeltje
bonne affaire aanbieding; koopje spotkoopje
emplette aanbieding; koopje aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop
marché aanbieding; koopje afzetgebied; afzetmarkt; goederenhandel; handel; markt; veilinghal; veilinglokaal; veilingslokaal; veilingzaal
occasion aanbieding; koopje; speciale aanbieding buitenkansje; gelegenheid; gelegenheidskoopje; gelukkig toeval; kans; meevaller; mogelijkheid; occasion; opsteker; reclameaanbieding; speciale aanbieding; spotkoopje; tweedehandskoop; voordeel
offre spéciale koopje; speciale aanbieding
solde aanbieding; koopje arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris; saldo; soldatenloon; soldij; spotkoopje; traktement; verdienste; wedde
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
solde rekeningsaldo; saldo

Related Words for "koopje":


Wiktionary Translations for koopje:

koopje
noun
  1. (histoire) succession aux biens d’un étranger qui mourir dans un pays où il n’est pas naturaliser, dans l'Ancien Régime.

koop:

koop [de ~ (m)] nomen

  1. de koop (aankoop; acquisitie; kopen; )
    l'acquisition; l'achat; l'obtention; l'affaire
  2. de koop (aankoop; acquisitie; aanschaf; )
    l'acquisition; l'achat; l'emplette

Translation Matrix for koop:

NounRelated TranslationsOther Translations
achat aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; afname; boodschap; koop; kopen; verkrijging; verwerving aankoop; inkoop
acquisition aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; afname; boodschap; koop; kopen; verkrijging; verwerving
affaire aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; koop; kopen; verkrijging; verwerving aangelegenheid; affaire; bedrijf; bezigheid; deal; firma; geval; incident; issue; koopmanschap; kwestie; onderneming; punt; transactie; zaak; zaakje
emplette aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop aanbieding; koopje
obtention aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; koop; kopen; verkrijging; verwerving behalen

Related Words for "koop":


Wiktionary Translations for koop:

koop
Cross Translation:
FromToVia
koop achat Kauf — der entgeltliche Erwerb einer Ware
koop achat; acquisition purchase — individual item one has purchased