Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. koorddansen:


Dutch

Detailed Translations for koorddans from Dutch to French

koorddansen:

koorddansen verb (koorddans, koorddanst, koorddanste, koorddansten, gekoorddanst)

  1. koorddansen
    danser sur la corde; funambuler; voltiger
    • funambuler verb
    • voltiger verb (voltige, voltiges, voltigeons, voltigez, )
  2. koorddansen

Conjugations for koorddansen:

o.t.t.
  1. koorddans
  2. koorddanst
  3. koorddanst
  4. koorddansen
  5. koorddansen
  6. koorddansen
o.v.t.
  1. koorddanste
  2. koorddanste
  3. koorddanste
  4. koorddansten
  5. koorddansten
  6. koorddansten
v.t.t.
  1. heb gekoorddanst
  2. hebt gekoorddanst
  3. heeft gekoorddanst
  4. hebben gekoorddanst
  5. hebben gekoorddanst
  6. hebben gekoorddanst
v.v.t.
  1. had gekoorddanst
  2. had gekoorddanst
  3. had gekoorddanst
  4. hadden gekoorddanst
  5. hadden gekoorddanst
  6. hadden gekoorddanst
o.t.t.t.
  1. zal koorddansen
  2. zult koorddansen
  3. zal koorddansen
  4. zullen koorddansen
  5. zullen koorddansen
  6. zullen koorddansen
o.v.t.t.
  1. zou koorddansen
  2. zou koorddansen
  3. zou koorddansen
  4. zouden koorddansen
  5. zouden koorddansen
  6. zouden koorddansen
diversen
  1. koorddans!
  2. koorddanst!
  3. gekoorddanst
  4. koorddansend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for koorddansen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
danser sur la corde koorddansen
funambuler koorddansen
voltiger koorddansen dwarrelen; fladderen; naar beneden zweven; opdwarrelen; wapperen