Interglot - "macht" translated from Dutch to French

Remove Ads

Summary

Dutch to French: more detail...

macht:
- autorité; puissance; pouvoir; capacité; force; pouvoirs; influence; effet; impact; conséquence; implication; domination
Wiktionary:
- macht → autorité, capacité, force, habilité, pouvoir, puissance
- macht → mainmise, forces, pouvoir, force, puissance

Dutch

Detailed Translations for macht from Dutch to French

macht:

macht [de ~] nomen

de macht (gezag)
l'autorité; la puissance; le pouvoir
- autorité [la ~] nomen
- puissance [la ~] nomen
- pouvoir [le ~] nomen
de macht (kracht; vermogen)
la puissance; la capacité; le pouvoir; la force; le pouvoirs
- puissance [la ~] nomen
- capacité [la ~] nomen
- pouvoir [le ~] nomen
- force [la ~] nomen
- pouvoirs [le ~] nomen
de macht (invloed)
l'influence; la puissance; l'effet; l'impact; la conséquence; l'implication; la force
- influence [la ~] nomen
- puissance [la ~] nomen
- effet [le ~] nomen
- impact [le ~] nomen
- conséquence [la ~] nomen
- implication [la ~] nomen
- force [la ~] nomen
de macht (heerschappij; autoriteit; gezag)
l'autorité; le pouvoir; la puissance; la domination
- autorité [la ~] nomen
- pouvoir [le ~] nomen
- puissance [la ~] nomen
- domination [la ~] nomen

Translation Matrix for macht:

Noun	Related Translations	Other Translations
autorité	autoriteit; gezag; heerschappij; macht	autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; bewind; deskundige; expert; gezag; gezaghebber; gezaghebbers; gezagsdrager; gezagsorgaan; gouvernement; instantie; kabinet; openbaar gezag; overheid; regering; regeringsstelsel; regime; rijksbestuur; specialist; staatsbestel; vakkundige; voogdij; zeggenschap
capacité	kracht; macht; vermogen	Capaciteit; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; draagkracht; draagvermogen; handigheid; inhoud; inhoudsruimte; kennis van zaken; kneep; kracht; kunde; kundigheid; kunst; kwaliteit; laadruimte; laadvermogen; omvatte ruimte; prestatievermogen; scheepsinhoud; scheepsruimte; ter zake kundigheid; toer; tonnage; tonnengeld; tonnenmaat; truc; vaardigheid; vakkundigheid; vermogen; volume
conséquence	invloed; macht	consequentie; effect; gevolg; resultaat; uitvloeisel; uitwerking; voortvloeien; voortvloeisel; werken; werking
domination	autoriteit; gezag; heerschappij; macht	overheersing
effet	invloed; macht	afloop; beïnvloeding; consequentie; effect; gevolg; resultaat; uitkomst; uitvloeisel; voortvloeisel; werken; werking
force	invloed; kracht; macht; vermogen	aandrift; daadkracht; doortastendheid; druk; dwang; dynamiek; energie; esprit; felheid; fermheid; fiksheid; flinkheid; forsheid; fut; geweld; heftigheid; hevigheid; impuls; intensiteit; kracht; krachtdadigheid; momentum; pressie; prikkel; puf; sterkte; stevigheid; stimulans; werklust
impact	invloed; macht	beïnvloeding; werken; werking
implication	invloed; macht	conclusie; consequentie; effect; eindsom; gevolg; gevolgtrekking; slotsom; uitvloeisel; uitwerking; voortvloeisel; werken; werking
influence	invloed; macht	beïnvloeding; inwerking
pouvoir	autoriteit; gezag; heerschappij; kracht; macht; vermogen	autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezag; gezaghebbers; licentie; mandaat; procuratie; vergunning; volmacht; voogdij; zeggenschap
pouvoirs	kracht; macht; vermogen	autoriteit; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezagsorgaan; instantie; krachten; machten
puissance	autoriteit; gezag; heerschappij; invloed; kracht; macht; vermogen	autoriteit; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezagsorgaan; instantie; kracht; mogendheden; mogendheid; sterkte
-	vermogen
Verb	Related Translations	Other Translations
pouvoir		iets mogen; in staat zijn; kunnen; mogen; vermogen

Related Words for "macht":

machten

Synonyms for "macht":

vermogen

Related Definitions for "macht":

getal dat aangeeft hoe vaak je een getal met zichzelf moet vermenigvuldigen¹
- twee tot de macht twee = 2 x 2¹
groep mensen met speciale taak¹
- de rechterlijke macht¹
het baas zijn, invloed hebben¹
- de minister heeft meer macht dan de koningin¹
kracht om iets te doen¹
- we duwden uit alle macht¹

Wiktionary Translations for macht:

macht

noun

pouvoir ou droit de commander, d’obliger quelqu’un à quelque chose.
- autorité → gezag; macht; beslissingsbevoegdheid; zeggenschap; autoriteit
Pouvoirs reconnus par la loi
- capacité → macht; vermogen
faculté naturelle d’agir vigoureusement, en particulier en parlant de l’homme et des animaux.
- force → kracht; macht; sterkte
rare|fr droit|fr résultat de l’habilitation, aptitude.
- habilité → macht; vermogen
capacité à produire un effet.
- pouvoir → macht
pouvoir d’imposer son autorité.
- puissance → kracht; rijk; staat; heerschappij; mogendheid; macht; sterkte

Cross Translation:

From	To	Via
• macht	→ mainmise	↔ choke — type of hold in wrestling etc.
• macht	→ forces	↔ force — group that aims to attack, control, or constrain
• macht	→ pouvoir	↔ force — ability to attack, control, or constrain
• macht	→ force	↔ might — physical strength
• macht	→ pouvoir	↔ power — influence
• macht	→ puissance	↔ power — mathematics: product of equal factors

External Machine Translations:

Related Translations for macht

¹Muiswerk Woordenboek

Remove Ads

Translate macht from Dutch to French

Detailed Translations for macht from Dutch to French

macht:

macht [de ~] nomen

de macht (gezag)

de macht (kracht; vermogen)

de macht (invloed)

de macht (heerschappij; autoriteit; gezag)

Translation Matrix for macht:

Related Words for "macht":

Synonyms for "macht":

Related Definitions for "macht":

Wiktionary Translations for macht:

Related Translations for macht