Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. meezenden:


Dutch

Detailed Translations for meezenden from Dutch to French

meezenden:

meezenden verb (zend mee, zendt mee, zond mee, zonden mee, meegezonden)

  1. meezenden (meesturen; meegeven)
    joindre; joindre à un envoi postal
    • joindre verb (joins, joint, joignons, joignez, )

Conjugations for meezenden:

o.t.t.
  1. zend mee
  2. zendt mee
  3. zendt mee
  4. zenden mee
  5. zenden mee
  6. zenden mee
o.v.t.
  1. zond mee
  2. zond mee
  3. zond mee
  4. zonden mee
  5. zonden mee
  6. zonden mee
v.t.t.
  1. heb meegezonden
  2. hebt meegezonden
  3. heeft meegezonden
  4. hebben meegezonden
  5. hebben meegezonden
  6. hebben meegezonden
v.v.t.
  1. had meegezonden
  2. had meegezonden
  3. had meegezonden
  4. hadden meegezonden
  5. hadden meegezonden
  6. hadden meegezonden
o.t.t.t.
  1. zal meezenden
  2. zult meezenden
  3. zal meezenden
  4. zullen meezenden
  5. zullen meezenden
  6. zullen meezenden
o.v.t.t.
  1. zou meezenden
  2. zou meezenden
  3. zou meezenden
  4. zouden meezenden
  5. zouden meezenden
  6. zouden meezenden
en verder
  1. ben meegezonden
  2. bent meegezonden
  3. is meegezonden
  4. zijn meegezonden
  5. zijn meegezonden
  6. zijn meegezonden
diversen
  1. zend mee!
  2. zendt mee!
  3. meegezonden
  4. meezendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meezenden:

NounRelated TranslationsOther Translations
joindre aanlassen
VerbRelated TranslationsOther Translations
joindre meegeven; meesturen; meezenden aaneenlassen; aaneenschakelen; afspreken; bij elkaar leggen; bijdoen; bijeen voegen; bijsluiten; bijvoegen; binden; boeien; bundelen; combineren; doorverbinden; een fusie aangaan; elkaar ontmoeten; elkaar zien; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; fuseren; ineensmelten; ketenen; kluisteren; koppelen; lassen; paren; samenbundelen; samengaan; samenkomen; samenkoppelen; samensmelten; samenvoegen; toevoegen; treffen; verbinden; versmelten; voegen
joindre à un envoi postal meegeven; meesturen; meezenden