Dutch
Detailed Translations for nabetalen from Dutch to French
nabetalen:
-
nabetalen (aanzuiveren)
acquitter; régler; solder; payer; s'acquitter de-
acquitter verb (acquitte, acquittes, acquittons, acquittez, acquittent, acquittais, acquittait, acquittions, acquittiez, acquittaient, acquittai, acquittas, acquitta, acquittâmes, acquittâtes, acquittèrent, acquitterai, acquitteras, acquittera, acquitterons, acquitterez, acquitteront)
-
régler verb (règle, règles, réglons, réglez, règlent, réglais, réglait, réglions, régliez, réglaient, réglai, réglas, régla, réglâmes, réglâtes, réglèrent, réglerai, régleras, réglera, réglerons, réglerez, régleront)
-
solder verb (solde, soldes, soldons, soldez, soldent, soldais, soldait, soldions, soldiez, soldaient, soldai, soldas, solda, soldâmes, soldâtes, soldèrent, solderai, solderas, soldera, solderons, solderez, solderont)
-
payer verb (paye, payes, payons, payez, payent, payais, payait, payions, payiez, payaient, payai, payas, paya, payâmes, payâtes, payèrent, payerai, payeras, payera, payerons, payerez, payeront)
-
s'acquitter de verb
-
Conjugations for nabetalen:
o.t.t.
- betaal na
- betaalt na
- betaalt na
- betalen na
- betalen na
o.v.t.
- betaalde na
- betaalde na
- betaalde na
- betaalden na
- betaalden na
- betaalden na
v.t.t.
- heb nabetaald
- hebt nabetaald
- heeft nabetaald
- hebben nabetaald
- hebben nabetaald
- hebben nabetaald
v.v.t.
- had nabetaald
- had nabetaald
- had nabetaald
- hadden nabetaald
- hadden nabetaald
- hadden nabetaald
o.t.t.t.
- zal nabetalen
- zult nabetalen
- zal nabetalen
- zullen nabetalen
- zullen nabetalen
- zullen nabetalen
o.v.t.t.
- zou nabetalen
- zou nabetalen
- zou nabetalen
- zouden nabetalen
- zouden nabetalen
- zouden nabetalen
en verder
- is nabetaald
- zijn nabetaald
diversen
- betaal na!
- betaalt na!
- nabetaald
- nabetalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze