Dutch
Detailed Translations for navors from Dutch to French
navorsen:
-
navorsen (nasporen; naspeuren)
rechercher; faire des recherches; étudier; s'informer-
rechercher verb (recherche, recherches, recherchons, recherchez, recherchent, recherchais, recherchait, recherchions, recherchiez, recherchaient, recherchai, recherchas, rechercha, recherchâmes, recherchâtes, recherchèrent, rechercherai, rechercheras, recherchera, rechercherons, rechercherez, rechercheront)
-
faire des recherches verb
-
étudier verb (étudie, étudies, étudions, étudiez, étudient, étudiais, étudiait, étudiions, étudiiez, étudiaient, étudiai, étudias, étudia, étudiâmes, étudiâtes, étudièrent, étudierai, étudieras, étudiera, étudierons, étudierez, étudieront)
-
s'informer verb
-
Conjugations for navorsen:
o.t.t.
- vors na
- vorst na
- vorst na
- vorsen na
- vorsen na
- vorsen na
o.v.t.
- vorste na
- vorste na
- vorste na
- vorsten na
- vorsten na
- vorsten na
v.t.t.
- heb nagevorst
- hebt nagevorst
- heeft nagevorst
- hebben nagevorst
- hebben nagevorst
- hebben nagevorst
v.v.t.
- had nagevorst
- had nagevorst
- had nagevorst
- hadden nagevorst
- hadden nagevorst
- hadden nagevorst
o.t.t.t.
- zal navorsen
- zult navorsen
- zal navorsen
- zullen navorsen
- zullen navorsen
- zullen navorsen
o.v.t.t.
- zou navorsen
- zou navorsen
- zou navorsen
- zouden navorsen
- zouden navorsen
- zouden navorsen
en verder
- is nagevorst
- zijn nagevorst
diversen
- vors na!
- vorst na!
- nagevorst
- navorsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for navorsen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
faire des recherches | naspeuren; nasporen; navorsen | doorvorsen; naspeuren; naspeuring doen; nasporen; onderzoeken; rechercheren; snuffelen; speuren; vorsen |
rechercher | naspeuren; nasporen; navorsen | afzoeken; azen; bladeren; browsen; controleren; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onderzoeken; op zoek zijn naar; prooizoeken; vinden; zien te vinden; zoeken |
s'informer | naspeuren; nasporen; navorsen | aankomen; bestuderen; bezoeken; informeren; inlopen; langskomen; lezen; naslaan; navraag doen; navragen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen |
étudier | naspeuren; nasporen; navorsen | bestuderen; blokken; controleren; doornemen; doorvorsen; instuderen; leerstof erin stampen; leren; lezen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onderwijzen; onderzoeken; studeren |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
rechercher | zoeken |