Summary


Dutch

Detailed Translations for onkosten from Dutch to French

onkosten:

onkosten [de ~] nomen, plural

  1. de onkosten (kosten; uitgaven; kost; uitgaaf)
    la dépenses; le frais; l'alimentation; la nourriture; l'aliment; le plat; l'aliments
  2. de onkosten
    la dépense

Translation Matrix for onkosten:

NounRelated TranslationsOther Translations
aliment kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven brandstoffen; motorbrandstoffen; voedingsmiddel; voedingsmiddelen; voedsel
alimentation kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven alimentatie; eetwaren; eten; kost; leeftocht; levensmiddelen; proviand; spijs; spijziging; voederen; voedering; voeding; voedingsmiddelen; voedsel; voer geven; voeren; voering
aliments kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven brandstoffen; motorbrandstoffen; voedingsmiddelen; voedsel
dépense onkosten besteding; gelduitgave; uitgaaf; uitgave; uitgaven
dépenses kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven
frais kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven afkoeling; belasting; besteding; gelduitgave; heffing; kosten; leges; toeslag; uitgaaf; uitgave; verkoeling
nourriture kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven eetwaren; eten; kost; leeftocht; levensmiddelen; proviand; spijs; spijziging; voeding; voedingsmiddelen; voedsel
plat kost; kosten; onkosten; uitgaaf; uitgaven diner; eten; etensbakje; gerecht; maal; maaltijd; plaat; presenteerblaadje; schotel; schoteltje; trog; voederkrib; voedertrog; voedingsmiddelen; voedsel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
frais fris; frisjes; gekoeld; kil; koel; koeltjes; luchtig; nieuw; nieuwbakken; nieuwe; onbestorven; vers; versgebakken
plat eenvormig; effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; glad neerliggend; plat; sluik; strak; uniform; vlak; vlakuit