Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Translate ontsteldheid

Translate ontsteldheid from Dutch to French

Summary

Dutch to French: more detail...

ontsteldheid:
- confusion; perplexité; affolement; trouble; égarement; ahurissement; embrouillement; ébahissement; déconcertation

Dutch

Detailed Translations for ontsteldheid from Dutch to French

ontsteldheid:

ontsteldheid [znw.] nomen

ontsteldheid (verbouwereerdheid; verbijstering)
la confusion; la perplexité; l'affolement; le trouble; l'égarement; l'ahurissement; l'embrouillement; l'ébahissement; la déconcertation
- confusion [la ~] nomen
- perplexité [la ~] nomen
- affolement [le ~] nomen
- trouble [le ~] nomen
- égarement [le ~] nomen
- ahurissement [le ~] nomen
- embrouillement [le ~] nomen
- ébahissement [le ~] nomen
- déconcertation [la ~] nomen

Translation Matrix for ontsteldheid:

Noun	Related Translations	Other Translations
affolement	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	paniek; verwardheid; verwarring
ahurissement	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	met open mond staan; onthutsing; perplexheid; sprakeloos staan; verdaasdheid; verdwaasdheid; versteldheid; verwardheid; verwarring
confusion	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	beduusdheid; beschaamdheid; chaos; doolhof; heksenketel; keet; labyrint; ontreddering; oproer; opstand; opstootje; puinhoop; regelloosheid; rel; schaamte; schaamtegevoel; verwardheid; verwarring; volksoproer; vuistgevecht; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warnet; zootje
déconcertation	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	beduusdheid; verwardheid; verwarring
embrouillement	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	verwardheid; verwarring
perplexité	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	onthutsing; verslagenheid; versteldheid
trouble	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	oproer; opstand; opstootje; rel; volksoproer; vuistgevecht; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
ébahissement	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	onthutsing; verbaasdheid; verbazing; versteldheid; verwondering
égarement	ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid	abuis; afdwalen; afdwaling; blunder; domheid; dwaling; flater; fout; giller; misgreep; misslag; perplexheid; uitzinnigheid; verdwaasdheid; verdwazing; vergissing; verwardheid; verwarring
Modifier	Related Translations	Other Translations
trouble		baggerig; drabbig; drassig; modderig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onzuiver; pruttig; slibachtig; slibberig; slijkerig; troebel; troebelachtig; vaag

External Machine Translations: