Dutch

Detailed Translations for openheid from Dutch to French

openheid:

openheid [de ~ (v)] nomen

  1. de openheid (ontvankelijkheid)
    la réceptivité; la sensibilité; la susceptibilité
  2. de openheid (rondborstigheid; oprechtheid; rondheid; openhartigheid)
    la sincérité; la franchise; l'honnêteté; le franc-parler; l'objectivité; la liberté d'esprit

Translation Matrix for openheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
franc-parler openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid directheid; onbevangenheid; vrijmoedigheid
franchise openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid directheid; getrouwheid; loyaliteit; onbevangenheid; trouw; trouwhartigheid; vrijmoedigheid
honnêteté openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid braafheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; directheid; eerbaarheid; eerlijkheid; getrouwheid; loyaliteit; onkreukbaarheid; oprechtheid; rechtschapenheid; trouw; trouwhartigheid
liberté d'esprit openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid onbevangenheid
objectivité openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid objectiviteit
réceptivité ontvankelijkheid; openheid opnemingsvermogen
sensibilité ontvankelijkheid; openheid aandoenlijkheid; gebrek; gevoel; gevoeligheid; kwetsbaarheid; lichamelijkheid; manco; sensitiviteit; sentiment; teerheid; vatbaarheid; vleselijkheid; zintuiglijke gevoeligheid; zwakheid; zwakte
sincérité openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid directheid; eerlijkheid; oprechtheid; puurheid; rechtschapenheid
susceptibilité ontvankelijkheid; openheid aandoenlijkheid; fijngevoeligheid; geprikkeldheid; geraaktheid; gevoeligheid; kwetsbaarheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid; sensitiviteit; teergevoeligheid; zintuiglijke gevoeligheid

Related Words for "openheid":


Wiktionary Translations for openheid:

openheid

open:


Translation Matrix for open:

NounRelated TranslationsOther Translations
droit aanspraak; gegrondheid; gelijk; gerechtigdheid; gerechtigheid; recht; rechtsgrond; rechtstitel; rechtswetenschap; titel
franc franc; frank
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
ouvert benaderbaar; genaakbaar; niet dicht; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; toegankelijk; vrij; vrijelijk; vrijuit aangebroken; aanspreekbaar; begaanbaar; benaderbaar; bereikbaar; genaakbaar; geopend; onbebouwd; ontsloten; ontvankelijk; opengelegd; opengemaakt; opengesteld; openstaand; rechtdoorzee; toegankelijk; toeschietelijk; vatbaar
- leeg
ModifierRelated TranslationsOther Translations
abordable benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk aanspreekbaar; begaanbaar; benaderbaar; bereikbaar; betaalbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk
accessible benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk aanspreekbaar; begaanbaar; benaderbaar; bereikbaar; genaakbaar; toegankelijk; toeschietelijk
avenant benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk aangenaam; aanspreekbaar; benaderbaar; bevallig; charmant; fijn; genaakbaar; genegenheid opwekkend; innemend; lekker; lief; minzaam; prettig; toegankelijk; toeschietelijk
carrément onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit botweg; cru; direct; eerlijk; fideel; gulweg; luid; luidkeels; met open vizier; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; platweg; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; trouwhartig; uit volle borst
de bonne foi eerlijk; open; oprecht; rechtschapen decent; echt; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; manierlijk; menens; netjes; openhartig; oprecht; rondborstig; ronduit; trouwhartig; welvoeglijk
directement frank; open; rechttoe aanstonds; bijna; dadelijk; direct; directe; gauw; gelijk; gezwind; haast; linea recta; meteen; nagenoeg; onmiddellijk; onverwijld; rechtstreeks; regelrecht; schier; subiet; terstond; welhaast
droit eerlijk; open; oprecht; rechtschapen braaf; chagrijnig; eerlijk; fideel; kaarsrecht; knorrig; korzelig; lijnrecht; loodrecht; nors; nurks; openhartig; openlijk; oprecht; recht; rechtdoorzee; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; rondborstig; ronduit; trouwhartig
fidèle eerlijk; open; oprecht; rechtschapen eerlijk; fideel; geestelijk; gelovig; getrouw; getrouwe; godsdienstig; godvruchtig; goedgelovig; kerkelijk; loyaal; loyale; naïef; openhartig; oprecht; religieus; rondborstig; trouw; trouwe; trouwhartig; vroom
franc benaderbaar; eerlijk; frank; genaakbaar; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; rechttoe; ronduit; toegankelijk; vrij; vrijelijk; vrijuit brutaal; cru; decent; echt; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; manierlijk; menens; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbevangen; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; rechtdoorzee; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; trouwhartig; volmondig; vrijmoedig; vrijpostig; waar; waarachtig; welvoeglijk; werkelijk
franche eerlijk; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit cru; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk
franchement eerlijk; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit brutaal; cru; decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; gewoonweg; gulweg; klinkklaar; manierlijk; met open vizier; netjes; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; puur; rechttoe rechtaan; regelrecht; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; trouwhartig; volmondig; vrijmoedig; vrijpostig; waar; waarachtig; welvoeglijk; werkelijk
honnête eerlijk; open; oprecht; rechtschapen aangenaam; aardig; attent; behulpzaam; braaf; cru; decent; degelijk; deugdelijk; deugdzaam; echt; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; fideel; gedegen; geschikt; goedaardig; goedhartig; hulpvaardig; kuis; lief; manierlijk; menens; netjes; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; plezierig; rechtdoorzee; rechtgeaard; rechtschapen; rechttoe rechtaan; rechtvaardig; rondborstig; ronduit; tof; trouwhartig; van goede hoedanigheid; voorbeeldig; voorkomend; vriendelijk; welvoeglijk; zachtaardig; zedig; zoet
honnêtement eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; decent; eerbaar; eerlijk; fair; fatsoenlijk; kuis; manierlijk; netjes; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; oprecht; rechttoe rechtaan; welvoeglijk; zedig
intègre eerlijk; open; oprecht; rechtschapen braaf; cru; deugdzaam; echt; eerlijk; fideel; integer; lief; menens; onbedorven; onbesproken; onbevlekt; ongeveinsd; onkreukbaar; onomwonden; onschuldig; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechttoe rechtaan; rechtvaardig; rein; rondborstig; ronduit; trouwhartig; vlekkeloos; voorbeeldig; zoet
pas fermé niet dicht; open
s'un abord facile benaderbaar; genaakbaar; open; toegankelijk
sans détour frank; open; rechttoe gulweg; rechtaan
sans détours onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit bot; botweg; cru; direct; eerlijk; effen; egaal; fideel; gelijk; geslepen; glad; kaarsrecht; kernachtig; kortaf; lijnrecht; loodrecht; met open vizier; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; oprecht; plat; platweg; raak; recht; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; strak; trouwhartig; vlak; vlakuit; zonder omhaal; zonder omwegen
sincère eerlijk; open; oprecht; rechtschapen bedoeld; decent; diep; echt; eerbaar; eerlijk; ernstig; fair; fatsoenlijk; fideel; gemeend; goedbedoeld; hartgrondig; innig; intens; manierlijk; menens; netjes; ongeveinsd; openhartig; oprecht; rechtdoorzee; rondborstig; ronduit; serieus; trouwhartig; van harte; vol ernst; volmondig; waar; waarachtig; waarheidlievend; waarheidslievend; welgemeend; welvoeglijk; werkelijk; werkelijk menend
sincèrement eerlijk; open; oprecht; rechtschapen onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; oprecht; ronduit; ruiterlijk; volmondig
tout droit frank; open; rechttoe dadelijk; direct; gelijk; kaarsrecht; lijnrecht; linea recta; loodrecht; meteen; onmiddellijk; openlijk; recht; rechtaan; rechtdoor; rechtstreeks; rechtuit; regelrecht; ronduit; terstond

Related Words for "open":


Synonyms for "open":


Antonyms for "open":


Related Definitions for "open":

  1. niet ingevuld1
    • laat dat vakje maar open1
  2. niet afgesloten, waar je zo bij kunt1
    • kom maar verder, de deur is open1
  3. wie goed contact heeft met zijn omgeving1
    • ze is erg open, ze praat met iedereen1

Wiktionary Translations for open:

open
adjective
  1. Qui a le pouvoir de faire ce qu’il vouloir, d’agir ou de ne pas agir.
  2. Qui n’est pas fermé.

Cross Translation:
FromToVia
open franc frank — bluntly honest
open libre free — unobstructed
open large; libre liberal — open-minded, favoring social freedom; permissive
open ouvert open — not closed
open ouvert open — prepared to conduct business
open ouvert open — receptive
open ouvert open — public
open ouvert aufundeklinierbar: umgangssprachlich für „offen“

External Machine Translations: