Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ouderen:
  2. ouder:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ouderen from Dutch to French

ouderen:

ouderen [de ~] nomen, plural

  1. de ouderen (oudelui)
    la personnes âgées; le vieux

Translation Matrix for ouderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
personnes âgées oudelui; ouderen
vieux oudelui; ouderen bejaarde; ouwe
ModifierRelated TranslationsOther Translations
vieux antiek; bejaard; oud; oude; ouderwets

Related Words for "ouderen":


ouderen form of ouder:

ouder [de ~ (m)] nomen

  1. de ouder
    – vader of moeder 1
    le parent
  2. de ouder (vader)
    – vader of moeder 1
    le père

ouder adj

  1. ouder

Translation Matrix for ouder:

NounRelated TranslationsOther Translations
parent ouder bloedverwant; bovenliggend; bovenliggend item; erfgenaam; familielid; soortgenoot; stamverwant
plus vieux nestor; oudste; senior
plus âgé nestor; oudste; senior
père ouder; vader pa; paps
- moeder
ModifierRelated TranslationsOther Translations
parent geallieerd
plus vieux ouder oudere
plus âgé ouder

Related Words for "ouder":


Related Definitions for "ouder":

  1. vader of moeder1
    • zijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd1

Wiktionary Translations for ouder:

ouder
noun
  1. de moeder of vader van een kind

Cross Translation:
FromToVia
ouder aîné elder — greater than another in age or seniority
ouder parent; géniteur; génitrice parent — person from whom one is descended