Summary


Dutch

Detailed Translations for overtreffen from Dutch to French

overtreffen:

overtreffen verb (overtref, overtreft, overtrof, overtroffen, overtroffen)

  1. overtreffen
    dépasser; surpasser; dévancer; l'emporter sur
    • dépasser verb (dépasse, dépasses, dépassons, dépassez, )
    • surpasser verb (surpasse, surpasses, surpassons, surpassez, )
    • dévancer verb
  2. overtreffen (voorbijstreven)
    dépasser; surpasser; dévancer; surenchérir; l'emporter sur
    • dépasser verb (dépasse, dépasses, dépassons, dépassez, )
    • surpasser verb (surpasse, surpasses, surpassons, surpassez, )
    • dévancer verb
    • surenchérir verb (surenchéris, surenchérit, surenchérissons, surenchérissez, )
  3. overtreffen (uitblinken; onderscheiden; excelleren; )
    exceller; briller
    • exceller verb (excelle, excelles, excellons, excellez, )
    • briller verb (brille, brilles, brillons, brillez, )

Conjugations for overtreffen:

o.t.t.
  1. overtref
  2. overtreft
  3. overtreft
  4. overtreffen
  5. overtreffen
  6. overtreffen
o.v.t.
  1. overtrof
  2. overtrof
  3. overtrof
  4. overtroffen
  5. overtroffen
  6. overtroffen
v.t.t.
  1. heb overtroffen
  2. hebt overtroffen
  3. heeft overtroffen
  4. hebben overtroffen
  5. hebben overtroffen
  6. hebben overtroffen
v.v.t.
  1. had overtroffen
  2. had overtroffen
  3. had overtroffen
  4. hadden overtroffen
  5. hadden overtroffen
  6. hadden overtroffen
o.t.t.t.
  1. zal overtreffen
  2. zult overtreffen
  3. zal overtreffen
  4. zullen overtreffen
  5. zullen overtreffen
  6. zullen overtreffen
o.v.t.t.
  1. zou overtreffen
  2. zou overtreffen
  3. zou overtreffen
  4. zouden overtreffen
  5. zouden overtreffen
  6. zouden overtreffen
en verder
  1. ben overtroffen
  2. bent overtroffen
  3. is overtroffen
  4. zijn overtroffen
  5. zijn overtroffen
  6. zijn overtroffen
diversen
  1. overtref!
  2. overtreft!
  3. overtroffen
  4. overtreffend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overtreffen [znw.] nomen

  1. overtreffen

Translation Matrix for overtreffen:

NounRelated TranslationsOther Translations
fait de l'emporter sur overtreffen
VerbRelated TranslationsOther Translations
briller excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken blaken; blinken; flikkeren; flitsen; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; glitteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; lichten; oplichten; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen
dépasser overtreffen; voorbijstreven inhalen; ontgroeien; overbieden; overstijgen; passeren; uitrijzen; uittorenen; voorbijgaan; voorbijrijden
dévancer overtreffen; voorbijstreven
exceller excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken fonkelen; glinsteren; schitteren
l'emporter sur overtreffen; voorbijstreven de overhand hebben; domineren; overbieden; overheersen
surenchérir overtreffen; voorbijstreven hoger bieden; opbieden; overbieden
surpasser overtreffen; voorbijstreven boven staan; overbieden; overstijgen; overvleugelen; uitrijzen; uittorenen; verderreiken

Wiktionary Translations for overtreffen:

overtreffen
verb
  1. een voorheen behaald niveau te boven gaan
overtreffen
Cross Translation:
FromToVia
overtreffen éclipser eclipse — To overshadow
overtreffen excéder exceed — to be larger, greater than something else or than expected or desirable
overtreffen excès excess — degree by which one thing exceeds another
overtreffen surpasser outdo — to go beyond
overtreffen surpasser surpass — to exceed