Dutch

Detailed Translations for pees from Dutch to French

pees:

pees [de ~] nomen, plural

  1. de pees (zeen)
    le tendon

Translation Matrix for pees:

NounRelated TranslationsOther Translations
tendon pees; zeen

Related Words for "pees":


Wiktionary Translations for pees:

pees
noun
  1. een uitloper van spierweefsel die de spier aanhecht aan het bot
pees
noun
  1. anatomie|fr partie fibreux, blanchâtre, ronde ou aplatir, qui forme l’extrémité des muscles et qui sert à les attacher aux os ou à d’autres partir.

Cross Translation:
FromToVia
pees tendon SehneAnatomie: ein Band aus Bindegewebe zwischen Muskeln und Knochen zur wechselseitigen Übertragung der im Bewegungsablauf auftretenden mechanischen Kräfte
pees tendon tendon — tough band of inelastic fibrous tissue that connects a muscle with its bony attachment

pees form of pezen:

pezen verb (pees, peest, peesde, peesden, gepeesd)

  1. pezen (hard rennen; sprinten; hollen; draven)
    courir; sprinter; faire de la course; faire de la course à pied; filer; galoper
    • courir verb (cours, court, courons, courez, )
    • sprinter verb (sprinte, sprintes, sprintons, sprintez, )
    • filer verb (file, files, filons, filez, )
    • galoper verb (galope, galopes, galopons, galopez, )
  2. pezen (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    travailler dur; se tuer à la tâche; surmener; peiner; trimer
    • surmener verb (surmène, surmènes, surmenons, surmenez, )
    • peiner verb (peine, peines, peinons, peinez, )
    • trimer verb (trime, trimes, trimons, trimez, )

Conjugations for pezen:

o.t.t.
  1. pees
  2. peest
  3. peest
  4. pezen
  5. pezen
  6. pezen
o.v.t.
  1. peesde
  2. peesde
  3. peesde
  4. peesden
  5. peesden
  6. peesden
v.t.t.
  1. heb gepeesd
  2. hebt gepeesd
  3. heeft gepeesd
  4. hebben gepeesd
  5. hebben gepeesd
  6. hebben gepeesd
v.v.t.
  1. had gepeesd
  2. had gepeesd
  3. had gepeesd
  4. hadden gepeesd
  5. hadden gepeesd
  6. hadden gepeesd
o.t.t.t.
  1. zal pezen
  2. zult pezen
  3. zal pezen
  4. zullen pezen
  5. zullen pezen
  6. zullen pezen
o.v.t.t.
  1. zou pezen
  2. zou pezen
  3. zou pezen
  4. zouden pezen
  5. zouden pezen
  6. zouden pezen
diversen
  1. pees!
  2. peest!
  3. gepeesd
  4. pezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pezen:

NounRelated TranslationsOther Translations
sprinter hardloper; jogger; korteafstandloper; loper; renner; sprinter
VerbRelated TranslationsOther Translations
courir draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten azen; galopperen; hardlopen; hardrijden; hollen; jachten; jakkeren; motorracen; opjagen; prooizoeken; racen; rennen; reppen; snellen; spoeden
faire de la course draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten galopperen; hardlopen; motorracen; racen; rennen
faire de la course à pied draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten galopperen
filer draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; galopperen; hardlopen; hem smeren; hollen; ladderen; met de noorderzon vertrekken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; opjagen; racen; rennen; schaduwen; snellen; spoeden; van huis weglopen; vluchten; wegdraven; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wegstuiven; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zoeven
galoper draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten galopperen; hardlopen; hollen; opjagen; racen; rennen; snellen; spoeden
peiner aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; tobben; zich afsloven; zwoegen
se tuer à la tâche aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
sprinter draven; hard rennen; hollen; pezen; sprinten galopperen; hardlopen; rennen; spurten
surmener aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
travailler dur aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
trimer aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven tobben

Related Words for "pezen":