Noun | Related Translations | Other Translations |
dur
|
|
aanhouder; doorzetter; taaie
|
fervent
|
|
dweper; fanaat; ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot
|
fin
|
|
afhaken; beëindiging; conclusie; eind; einde; eindigen; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; kappen; laatste opvoering; meet; ontknoping; ophouden; slot; slotbeschouwing; slotstuk; sluiting; sluitstuk; staken; uiteinde; uitscheiden
|
piquant
|
|
hatelijke opmerking; hatelijkheid; impuls; prikkel; sarcasme; stekeligheid; stimulans
|
sec
|
|
droge
|
tranchant
|
|
geslepenheid; gewiekstheid; puntig zijn; puntigheid; scherpheid; scherpte; snijvlak; spitsheid
|
Adjective | Related Translations | Other Translations |
net
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
aanschouwelijk; begrijpelijk; direct; duidelijk; eenduidig; gekuist; gereinigd; helder; herkenbaar; hygienisch; keurig; kuis; netjes; netto; onbelast; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; proper; pure; recht door zee; regelrecht; rein; schoon; sec; zindelijk; zorgvuldig; zuiver; zuivere
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
acerbe
|
bits; fel; hanig; kattig; onvriendelijk; pinnig; scherp; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig; vlijmend
|
bitter; bitter van smaak; bitterachtig; giftig; grievend; honend; krenkend; kwaad; kwetsend; nijdig; schamper; scherp; smadelijk; smadend; smalend; spottend; vlijmend; vlijmscherp; woedend; zeer boos
|
aigre
|
bits; fel; hanig; kattig; pinnig; scherp; snibbig; spinnig; vinnig; vlijmend
|
bitter; bitter teleurgesteld; galachtig; grimmig; honend; rins; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend; verbeten; verbitterd; wrang; wrangig; zurig; zuur; zuur smakend
|
aigrement
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
bitter; bitter teleurgesteld; galachtig; grimmig; honend; schamper; smadelijk; smadend; smalend; spottend; verbeten; verbitterd; wrang; zuur; zuur smakend
|
aigu
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
acuut; beklemmend; doordringend; grievend; hard; heftig; hevig; hoog; indringend; intens; knellend; krenkend; kwetsend; messcherp; nijpend; puntig; schel; schel klinkend; scherp; scherpklinkend; schril; smartelijk; snerpend; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst
|
avec virulence
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
giftig; grievend; krenkend; kwaadaardig; kwetsend; venijnig
|
cassant
|
bits; kattig; onvriendelijk; pinnig; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig
|
breekbaar; broos; bros; fragiel; gammel; krakkemikkig; kwetsbaar; teer; wankel; zwak
|
coupant
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
messcherp; op afgebeten toon; scherp; schril; snijdend; vlijmend; vlijmscherp
|
cuisant
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
beklemmend; knellend; nijpend; prikkend; scherp; smartelijk; vlijmend; vlijmscherp
|
dur
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
barbaars; beestachtig; bikkelhard; bruut; gestreng; glashard; hard; hardvochtig; ijzerhard; inhumaan; keihard; kritisch; lastig; moeilijk; monsterlijk; niet makkelijk; niet toegevend; onbarmhartig; ongemakkelijk; ongenadig; onmenselijk; pezig; pittig; problematisch; staalhard; steenhard; straf; streng; wreed; zeer hard; zenig; zwaar
|
fervent
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
bezeten; bitter; bitter van smaak; brandend; dweepziek; dweperig; fanatiek; fel; fervent; fonkelend; gloeiend; heftig; hevig; onbeheerst; onstuimig; verhit; vurig; warm
|
fin
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
adrem; arglistig; bijdehand; delicaat; doortrapt; dun; elegant; fijn; fijn van smaak; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; grievend; krenkend; kwetsend; leep; lichtgebouwd; link; listig; raak; rank; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slank; slim; slinks; sluw; snedig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen
|
hargneuse
|
bits; kattig; pinnig; spinnig
|
gebelgd; gekwetst; misnoegd; verontwaardigd; verstoord
|
hargneux
|
bits; kattig; onvriendelijk; pinnig; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig
|
aangebrand; bitter; boos; chagrijnig; furieus; gebelgd; gekwetst; gemelijk; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; giftig; humeurig; katterig; knorrig; kregelig; kribbig; kwaad; misnoegd; nijdig; nukkig; nurks; ontevreden; ontstemd; pissig; prikkelbaar; razend; sikkeneurig; slecht gehumeurd; spinnijdig; toornig; verbolgen; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woedend; woest; wrevelig; zeer boos; ziedend
|
intense
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
angstvallig; brandend; erg; fel; fonkelend; gloeiend; heftig; hevig; intens; intensief; krachtig; nauwlettend; onbeheerst; onstuimig; vurig; warm; zorgvuldig
|
passionné
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
bevlogen; bezetene; bezield; brandend; enthousiast; fanatieke; fel; fervent; fonkelend; geboeid; geestdriftig; gefascineerd; geil; gepassioneerd; geïntrigeerd; gloedvol; gloeiend; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heftig; hevig; hitsig; met hevige passie; onbeheerst; onstuimig; opgewonden; seksueel opgewonden; stormachtig; temperamentvol; verhit; vurig; warm; warmbloedig
|
perspicace
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
bijdehand; clever; diep; diepzinnig; kien; pienter; schrander; slim; snugger; spits; uitgekookt; uitgeslapen
|
perçant
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
doordringend; hard; hoog; indringend; nijpend; penetrant; schel; schel klinkend; scherp; scherpgerand; scherpklinkend; schril; smartelijk; snerpend
|
piquant
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
gekruid; gepeperd; hartig; heet; kruidig; met sarcasme; met stekels; opwindend; pikant; pittig; sarcastisch; scherp; scherp van smaak; sexy; smaak prikkelend; stekelig; stekend; vlijmend; vlijmscherp
|
pointu
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
getopt; hard; hoog; met toppen; puntig; schel; scherp; schril; snavelvormig; snerpend; spits; spitsig; spitsvormig; toegespitst; tuitvormig; vlijmend; vlijmscherp
|
rigide
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
chagrijnig; gestreng; knorrig; korzelig; met grote juistheid; nauwgezet; niet toegevend; nors; nurks; onbuigzaam; onvermurwbaar; onverzettelijk; star; stijfkoppig; strak; streng; strikt; stringent; stug; taai; verstard; volgens de regels
|
rigoureusement
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
gestreng; niet toegevend; rigoureus; streng
|
rigoureux
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
accuraat; bindend; conscientieus; dwingend; exact; gestreng; juist; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; niet toegevend; precies; rigoureus; secuur; streng; strikt; stringent; zorgvuldig
|
rude
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
agressief; bar; barbaars; beestachtig; bruut; chagrijnig; gestreng; gewelddadig; hard; hardhandig; inhumaan; knorrig; korzelig; monsterlijk; niet toegevend; nors; nurks; onbegroeid; ongetemd; onmenselijk; onzacht; ruig; ruige; ruw; streng; wild; woest; wreed
|
sec
|
bits; kattig; onvriendelijk; pinnig; snauwerig; snibbig; spinnig; vinnig
|
bar; dor; droge; droog; droogjes; onbegroeid; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvoorzien; pezig; regenarm; schraal; schriel; sec; verdord; verlept; verwelkt; zenig
|
strictement
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
gestreng; niet toegevend; streng; strikt; volgens de regels
|
sévère
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
gestreng; niet toegevend; pittig; rigoureus; straf; streng
|
sévèrement
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
gestreng; met grote juistheid; nauwgezet; niet toegevend; streng
|
tranchant
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
adrem; bijdehand; gekarteld; getand; gevat; messcherp; raak; scherp; scherpgerand; snedig; vlijmend; vlijmscherp
|
vif
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
actief; ad rem; adrem; alert; beweeglijk; bezet; bijdehand; bitter; bitter van smaak; blij; blijmoedig; dapper; dartel; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; erg; fel; ferm; flink; flitsend; geagiteerd; gevat; heftig; hel; hevig; hip; intens; intensief; kien; kittig; krachtig; levendig; levenskrachtig; levenslustig; modieus; moedig; monter; moreel sterk; onbeheerst; ongeblust; onstuimig; opgetogen; opgewekt; oplettend; pienter; raak; rap; scherpzinnig; slagvaardig; slim; snedig; snel; spits; spitsvondig; tierig; trendy; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; verhit; verwoed; vitaal; vlot; vlug; vrolijk; wakker
|
violent
|
fel; hanig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend
|
aanrandend; agressief; bitter; bitter van smaak; fel; gewelddadig; geweldig; hard; hardhandig; heftig; hevig; hoog; intens; intensief; kokend; onzacht; ruw; schel; scherp; schril; snerpend; verwoed; ziedend
|