Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. present:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for present from Dutch to French

present:

present [het ~] nomen

  1. het present (cadeau; geschenk; kado; aardigheid; presentje)
    le cadeau; le présent; le petit cadeau; la gentillesse; le don; le dons; le petit rien

Translation Matrix for present:

NounRelated TranslationsOther Translations
cadeau aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje donatie; gift; schenking
don aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje aanleg; aanvoelen; begaafdheid; bekwaamheid; capaciteit; donatie; feeling; gave; genialiteit; gevoel; gift; knobbel; kundigheid; presentje; schenking; scherpzinnigheid; talent; verjaardagscadeau; vernuft; vindingrijk vernuft
dons aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje begaafdheden; donaties; giften
gentillesse aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje galanterie; gastvrijheid; goedaardigheid; hartelijkheid; hoffelijkheid; liefheid; lieflijkheid; lieftalligheid; presentje; verjaardagscadeau; wellevendheid; zoetheid
petit cadeau aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje aardigheid; cadeautje; doosje; klein cadeautje; kleinigheid; presentje; schede; vagina; verjaardagscadeau
petit rien aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje kleinigheid; presentje; snuisterij; verjaardagscadeau
présent aardigheid; cadeau; geschenk; kado; present; presentje donatie; gift; heden; presentje; schenking; vandaag; verjaardagscadeau
- cadeau
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- aanwezig
ModifierRelated TranslationsOther Translations
présent beschikbare; bestaand; bestaande; eigentijds; hedendaags; hedentendage; huidig; in deze dagen; in deze tijd; modern; momenteel; tegenwoordig; van het moment; van nu; van vandaag; vandaag de dag

Related Words for "present":

  • presenten, presents

Synonyms for "present":


Antonyms for "present":


Related Definitions for "present":

  1. wie ergens is1
    • alle bestuursleden waren present1
  2. wat je van iemand krijgt zonder tegenprestatie1
    • ik kreeg een aardig presentje met de Kerst1

Wiktionary Translations for present:

present
adjective
  1. Là où l’on est