Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. presenteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for presenteer from Dutch to French

presenteren:

presenteren verb (presenteer, presenteert, presenteerde, presenteerden, gepresenteerd)

  1. presenteren (laten zien; tonen; vertonen)
    présenter; montrer; faire voir; exposer; offrir
    • présenter verb (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • montrer verb (montre, montres, montrons, montrez, )
    • faire voir verb
    • exposer verb (expose, exposes, exposons, exposez, )
    • offrir verb (offre, offres, offrons, offrez, )
  2. presenteren (tonen; voorleggen; laten zien; offreren; aanbieden)
    présenter; montrer; exposer; faire voir; proposer
    • présenter verb (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • montrer verb (montre, montres, montrons, montrez, )
    • exposer verb (expose, exposes, exposons, exposez, )
    • faire voir verb
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )
  3. presenteren (offreren; aanbieden)
    offrir; proposer; présenter; donner; promettre; faire une offre de
    • offrir verb (offre, offres, offrons, offrez, )
    • proposer verb (propose, proposes, proposons, proposez, )
    • présenter verb (présente, présentes, présentons, présentez, )
    • donner verb (donne, donnes, donnons, donnez, )
    • promettre verb (promets, promet, promettons, promettez, )

Conjugations for presenteren:

o.t.t.
  1. presenteer
  2. presenteert
  3. presenteert
  4. presenteren
  5. presenteren
  6. presenteren
o.v.t.
  1. presenteerde
  2. presenteerde
  3. presenteerde
  4. presenteerden
  5. presenteerden
  6. presenteerden
v.t.t.
  1. heb gepresenteerd
  2. hebt gepresenteerd
  3. heeft gepresenteerd
  4. hebben gepresenteerd
  5. hebben gepresenteerd
  6. hebben gepresenteerd
v.v.t.
  1. had gepresenteerd
  2. had gepresenteerd
  3. had gepresenteerd
  4. hadden gepresenteerd
  5. hadden gepresenteerd
  6. hadden gepresenteerd
o.t.t.t.
  1. zal presenteren
  2. zult presenteren
  3. zal presenteren
  4. zullen presenteren
  5. zullen presenteren
  6. zullen presenteren
o.v.t.t.
  1. zou presenteren
  2. zou presenteren
  3. zou presenteren
  4. zouden presenteren
  5. zouden presenteren
  6. zouden presenteren
en verder
  1. ben gepresenteerd
  2. bent gepresenteerd
  3. is gepresenteerd
  4. zijn gepresenteerd
  5. zijn gepresenteerd
  6. zijn gepresenteerd
diversen
  1. presenteer!
  2. presenteert!
  3. gepresenteerd
  4. presenterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for presenteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
donner weggeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
donner aanbieden; offreren; presenteren aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; declareren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; overgeven; overhandigen; reiken; schenken; ten huwelijk geven; toebrengen; toedragen; toesteken; toevoeren; uithuwelijken; uithuwen; vergeven; verlenen; verstrekken; weggeven; wegschenken; zich aanmelden; zich melden; zich opgeven
exposer aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; vertonen; voorleggen accentueren; belichten; beschikbaar maken; blootleggen; etaleren; exposeren; onthullen; ontmaskeren; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; ophelderen; opklaren; tentoonstellen; toelichten; tonen; uitstallen; verduidelijken; verhelderen; verklaren; vertonen; voor ogen brengen
faire une offre de aanbieden; offreren; presenteren bieden; uitloven
faire voir aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; vertonen; voorleggen aantonen; bewijzen; exposeren; staven; tentoonstellen; tonen; vertonen
montrer aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; vertonen; voorleggen aan het licht komen; aanduiden; aangeven; aanschouwelijk maken; aantonen; attenderen; bewijzen; demonstreren; exposeren; getuigen van; iets aanwijzen; indiceren; laten blijken; laten zien; openbaren; ophoesten; publiceren; staven; tentoonstellen; tevoorschijn brengen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; uitbrengen; veraanschouwelijken; verschijnen; vertonen; voor de dag komen; voor de dag komen met; voor ogen brengen; voordedaghalen; voordoen; wijzen; wijzen naar
offrir aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; vertonen aan tafel bedienen; aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; bedienen; bieden; cadeau doen; cadeau geven; fuiven; geven; indienen; leveren; opdienen; opdissen; overgeven; overhandigen; schenken; toesteken; trakteren; uitloven; voorschotelen; voorzetten
promettre aanbieden; offreren; presenteren beloven; toezeggen; uitloven
proposer aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen aanbevelen; aanbieden; aankaarten; aanknopen; aanraden; aansnijden; aanvoeren; een voorstel doen; entameren; geld opleveren; gesprek aanknopen; iemand recommanderen; inbrengen; indienen; naar voren brengen; nomineren; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; poneren; postuleren; starten; stellen; suggereren; te berde brengen; ter overweging geven; ter sprake brengen; uitloven; voordragen; voorleggen; vooronderstellen; voorslaan; voorstellen
présenter aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; vertonen; voorleggen aan tafel bedienen; aanbevelen; aanbieden; aangeven; aankaarten; aanmelden; aanraden; aanreiken; aansnijden; aanvoeren; afgeven; bedienen; bieden; entameren; exposeren; formuleren; geven; iemand recommanderen; in een formule brengen; indienen; inkleden; inleven; inschrijven; intekenen; invoelen; meeleven; naar voren brengen; nomineren; op tafel leggen; opdienen; opdissen; opgeven; opperen; opwerpen; overgeven; overhandigen; poneren; subscriberen; te berde brengen; tentoonstellen; ter overweging geven; ter sprake brengen; toesteken; tonen; vertonen; voelen; voor ogen brengen; voordragen; voorleggen; voorschotelen; voorzetten
- aanbieden

Synonyms for "presenteren":


Related Definitions for "presenteren":

  1. laten weten dat hij iets kan krijgen1
    • mag ik u een sigaret presenteren?1
  2. het inleiden of leiden van een programma1
    • het journaal wordt gepresenteerd door Harmen Siezen1

Wiktionary Translations for presenteren:

presenteren
verb
  1. op een goed voorbereide wijze aanbieden aan anderen
presenteren
Cross Translation:
FromToVia
presenteren offrir offer — propose
presenteren présenter present — bring into the presence of
presenteren présenter; à; quelqu'un; comme; proposer empfehlen — (reflexiv) sich beziehungsweise seine Dienste für einen bestimmten Zweck zur Verfügung stellen; in Betracht kommen