Dutch

Detailed Translations for rankheid from Dutch to French

rankheid:

rankheid [de ~ (v)] nomen

  1. de rankheid (slankheid)
    la minceur; la maigreur; la sveltesse

Translation Matrix for rankheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
maigreur rankheid; slankheid dun zijn; ielheid; magerheid; magerte; schraalheid
minceur rankheid; slankheid dun zijn; magerheid; magerte
sveltesse rankheid; slankheid rijzigheid

Related Words for "rankheid":


rank:

rank [de ~] nomen

  1. de rank (uitloper)
    le sarment; le pousse; la tige; la branche
  2. de rank (ranken)
    le sarment; la tige
  3. de rank
    la vrille

Translation Matrix for rank:

NounRelated TranslationsOther Translations
branche rank; uitloper afdeling; basisbestanddeel; bedrijfstak; bestanddeel; boomtak; branche; component; deel; deelsoort; departement; detachement; economische sector; element; ent; fractie; ingrediënt; loot; onderdeel; sectie; specialisatie; specialisme; stuk; tak; takje; twijg; vakgebied; vakgroep; vertakking; zijtak
fin afhaken; beëindiging; conclusie; eind; einde; eindigen; eindpunt; eindstreep; end; finale; finish; finishlijn; kappen; laatste opvoering; meet; ontknoping; ophouden; slot; slotbeschouwing; slotstuk; sluiting; sluitstuk; staken; uiteinde; uitscheiden
indécis wankelmoedige; weifelaar
maigrichon bonenstaak
pousse rank; uitloper scheutje
sarment rank; ranken; uitloper
tige rank; ranken; uitloper boomtak; ent; halm; handvat in de vorm van stok; schacht; steel; stengel; tak; tuchtroede
vrille rank boor; boormachine; boortje; draaiboor; handboor; houtboor; kleine boor; schroef; tolvlucht; turbulentie; vrille; werveling
VerbRelated TranslationsOther Translations
tendre aangeven; aanreiken; geven; oprekken; opspannen; reiken; rekken; spannen; strak maken
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
branche branche; branche-element; vertakking; voorwaardelijke branche
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bancal los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend krombenig
chancelant los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend fluctuerend; gammel; geestelijk onstabiel; heen en weer bewegend; krakkemikkig; labiel; schommelend; waggelend; wankel; wiebelend; zwak
d'une façon incertaine los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend
de taille fine dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger lichtgebouwd; tenger
fin dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger adrem; arglistig; bijdehand; delicaat; doortrapt; elegant; fel; fijn; fijn van smaak; fijngevoelig; fijnzinnig; gehaaid; geraffineerd; geslepen; gevat; gewiekst; gracieus; grievend; hanig; krenkend; kwetsend; leep; lichtgebouwd; link; listig; pinnig; raak; scherp; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slim; slinks; sluw; snedig; snibbig; subtiel; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; uitgeslapen; vinnig; vlijmend
finement dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger elegant; gevat; gracieus; scherpzinnig; schrander; sierlijk; slim; snedig; uitgeslapen
fragile dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger bleekjes; breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; kwetsbaar; mager; onsolide; pips; slap; slapjes; spichtig; sprieterig; teder; teer; tenger; wee; ziekelijk; zwak
frêle dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; iel; karig; kwetsbaar; mager; pips; pover; schamel; schraal; slap; slapjes; spichtig; sprieterig; teder; teer; tenger; wee; ziekelijk; zwak
gracile dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; mager; rank; slank; tenger fijn; mager; slank en smal; spichtig; sprieterig; tenger
incertain los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; besluiteloos; delicaat; discutabel; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; halfslachtig; inconsistent; kritiek; lastig; netelig; niet zeker; ongewis; onstandvastig; onvast; penibel; precair; schoorvoetend; twijfelachtig; twijfelmoedig; variabel; variërend; veranderlijk; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
inconstant dun van gestalte; mager; rank gammel; geestelijk onstabiel; grillig; krakkemikkig; labiel; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; onstabiel; onvoorspelbaar; variabele; veranderlijk; waggelend; wankel; wispelturig; wisselvallig; zwak
indécis los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend aarzelend; besluiteloos; halfslachtig; inconsistent; onbepaald; onbeslist; onstandvastig; onuitgemaakt; schoorvoetend; twijfelmoedig; veranderlijk; wankelmoedig; weifelachtig; weifelend
maigre dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger armelijk; armoedig; armzalig; benig; berooid; droog; dun; geen vet op de botten hebbende; halfvet; iel; ingevallen; karig; laagcalorisch; lang en dun; lichtgebouwd; luizig; luttel; mager; piekerig; pover; schamel; schooierig; schraal; schriel; spinachtig; sprietig; tenger; vetarm; vetloos; weinig
maigrichon dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger heel dun; mager; spichtig; sprieterig; tenger
mince dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger armzalig; berooid; droog; dun; fijn; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; lang en dun; lichtgebouwd; mager; piekerig; pover; schamel; schraal; schriel; slank en smal; spichtig; spinachtig; sprieterig; sprietig; tenger
précaire los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend delicaat; dreigend; eng; gevaarlijk; gewaagd; hachelijk; kritiek; lastig; netelig; penibel; precair
svelte dun; dun van gestalte; fijn; fijngebouwd; mager; rank; slank; tenger fijn; lichtgebouwd; slank en smal; tenger
tendre dun; fijn; fijngebouwd; rank; slank; tenger breekbaar; broos; clement; delicaat; diep; fijn; fijngevoelig; fijnzinnig; fragiel; frèle; genadig; gevoelig; gevoelvol; goedhartig; iel; innig; intens; kwetsbaar; lichtgebouwd; liefderijk; liefdevol; liefhebbend; mak; mild; sentimenteel; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; teerhartig; tenger; vergevingsgezind; verzoenend; weekhartig; welwillend; zacht; zacht aanvoelend; zachtaardig; zwak
vacillant los; onvast; rank; wankel; wankelbaar; wankelend fluctuerend; geestelijk onstabiel; halfslachtig; heen en weer bewegend; labiel; onstandvastig; schommelend; twijfelmoedig; waggelend; wankelmoedig; wiebelend; wiebelig

Related Words for "rank":


Wiktionary Translations for rank:

rank
noun
  1. Pousse filiforme d’une plante grimpante

Cross Translation:
FromToVia
rank vrille tendril — a thin, spirally coiling stem

External Machine Translations: