Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. slagers:
  2. slager:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for slagers from Dutch to French

slagers:

slagers [de ~] nomen, plural

  1. de slagers
    le bouchers

Translation Matrix for slagers:

NounRelated TranslationsOther Translations
bouchers slagers slachters

Related Words for "slagers":


slager:

slager [de ~ (m)] nomen

  1. de slager (vleeshouwer)
    la boucherie; le boucher

Translation Matrix for slager:

NounRelated TranslationsOther Translations
boucher slager; vleeshouwer slachter
boucherie slager; vleeshouwer abattoir; afmaken; afslachten; afslachting; bloedbad; bloedvergieten; moordpartij; slachtbank; slachten van vee; slachterij; slachthuis; slachting; slachtpartij; slachtplaats; slagerij; slagerswinkel; slagerszaak; spekslagerij; varkensslagerij; vleeshouwerij
VerbRelated TranslationsOther Translations
boucher afsluiten; breeuwen; dichten; dichtkurken; gaten dichten; gaten stoppen; kurken; naar einde toewerken; stoppen

Related Words for "slager":


Related Definitions for "slager":

  1. wie voor zijn beroep vlees verkoopt1
    • een slager verkoopt geen kippevlees1

Wiktionary Translations for slager:

slager
noun
  1. een verkoper van vlees

Cross Translation:
FromToVia
slager bouchère; boucher butcher — a person who prepares and sells meat
slager boucher Fleischernord- und mitteldeutsch, österreichisch; Berufsbezeichnung: einer der alt Handwerksberufe, der sich mit dem schlachten von Tieren und der Zubereitung des Fleisches für die Nahrung beschäftigen