Dutch

Detailed Translations for smachten from Dutch to French

smachten:

smachten [het ~] nomen

  1. het smachten (verlangen; wensen; zucht; begeren; lust)
    le souhait; le désir; l'envie
  2. het smachten (hunkeren; verlangen)
    l'aspiration

smachten verb (smacht, smachtte, smachtten, gesmacht)

  1. smachten (kwijnend verlangen; snakken; kwijnen)
    languir; souhaiter ardemment; soupirer après; aspirer à; désirer ardemment; avoir très envie

Conjugations for smachten:

o.t.t.
  1. smacht
  2. smacht
  3. smacht
  4. smachten
  5. smachten
  6. smachten
o.v.t.
  1. smachtte
  2. smachtte
  3. smachtte
  4. smachtten
  5. smachtten
  6. smachtten
v.t.t.
  1. heb gesmacht
  2. hebt gesmacht
  3. heeft gesmacht
  4. hebben gesmacht
  5. hebben gesmacht
  6. hebben gesmacht
v.v.t.
  1. had gesmacht
  2. had gesmacht
  3. had gesmacht
  4. hadden gesmacht
  5. hadden gesmacht
  6. hadden gesmacht
o.t.t.t.
  1. zal smachten
  2. zult smachten
  3. zal smachten
  4. zullen smachten
  5. zullen smachten
  6. zullen smachten
o.v.t.t.
  1. zou smachten
  2. zou smachten
  3. zou smachten
  4. zouden smachten
  5. zouden smachten
  6. zouden smachten
en verder
  1. ben gesmacht
  2. bent gesmacht
  3. is gesmacht
  4. zijn gesmacht
  5. zijn gesmacht
  6. zijn gesmacht
diversen
  1. smacht!
  2. smacht!
  3. gesmacht
  4. smachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for smachten:

NounRelated TranslationsOther Translations
aspiration hunkeren; smachten; verlangen aandrang; aansturen op; adem; ademhaling; ademtocht; ambitie; aspiratie; azen; beogen; doel; drang; eerzucht; inademing; inhalatie; intentie; najagen; nastreven; pogen; speurtocht; streven; streven naar; trachten; zoektocht
désir begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht bede; begeerte; drift; geilheid; geneigdheid; genoegen; genot; gezindheid; hang; hevig verlangen; hitsigheid; inclinatie; lust; neiging; opgewondenheid; verlangen; verzoek; vraag; wellust; wens; zin
envie begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht afgunst; animo; begeerte; begerige ijver; belangstelling; drift; fascinatie; geboeidheid; genoegen; genot; graagte; gretigheid; heftig verlangen; hevig verlangen; interesse; jaloezie; kif; kinnesinne; lust; naijver; nijd; wellust; zin
souhait begeren; lust; smachten; verlangen; wensen; zucht bede; begeerte; hevig verlangen; verlangen; verzoek; vraag; wens
VerbRelated TranslationsOther Translations
aspirer à kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken ambiëren; een sterke begeerte hebben naar; gericht werpen; hongeren naar; hunkeren; ijveren; mikken; mikken op; sterk verlangen; streven; streven naar; uitkijken naar; zich verheugen op
avoir très envie kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
désirer ardemment kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hunkeren; sterk verlangen
languir kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen; wegslinken
souhaiter ardemment kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
soupirer après kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken een sterke begeerte hebben naar; hongeren naar; hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen

Wiktionary Translations for smachten:

smachten
verb
  1. ~ naar een bijzonder sterk verlangen hebben naar iets dat men ontbeert
smachten
Cross Translation:
FromToVia
smachten désirer; convoiter covet — to wish for with eagerness
smachten mourir; languir languish — to pine away with longing
smachten joie lust — strongly desire
smachten languir yearn — to have a strong desire; to long