Dutch

Detailed Translations for snakken from Dutch to French

snakken:

snakken verb (snak, snakt, snakte, snakten, gesnakt)

  1. snakken (smachten; kwijnend verlangen; kwijnen)
    languir; souhaiter ardemment; soupirer après; aspirer à; désirer ardemment; avoir très envie

Conjugations for snakken:

o.t.t.
  1. snak
  2. snakt
  3. snakt
  4. snakken
  5. snakken
  6. snakken
o.v.t.
  1. snakte
  2. snakte
  3. snakte
  4. snakten
  5. snakten
  6. snakten
v.t.t.
  1. heb gesnakt
  2. hebt gesnakt
  3. heeft gesnakt
  4. hebben gesnakt
  5. hebben gesnakt
  6. hebben gesnakt
v.v.t.
  1. had gesnakt
  2. had gesnakt
  3. had gesnakt
  4. hadden gesnakt
  5. hadden gesnakt
  6. hadden gesnakt
o.t.t.t.
  1. zal snakken
  2. zult snakken
  3. zal snakken
  4. zullen snakken
  5. zullen snakken
  6. zullen snakken
o.v.t.t.
  1. zou snakken
  2. zou snakken
  3. zou snakken
  4. zouden snakken
  5. zouden snakken
  6. zouden snakken
en verder
  1. ben gesnakt
  2. bent gesnakt
  3. is gesnakt
  4. zijn gesnakt
  5. zijn gesnakt
  6. zijn gesnakt
diversen
  1. snak !
  2. snakt !
  3. gesnakt
  4. snakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snakken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aspirer à kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken ambiëren; een sterke begeerte hebben naar; gericht werpen; hongeren naar; hunkeren; ijveren; mikken; mikken op; sterk verlangen; streven; streven naar; uitkijken naar; zich verheugen op
avoir très envie kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
désirer ardemment kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hunkeren; sterk verlangen
languir kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken hopen; kwijnen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verkwijnen; verlangen; wegkwijnen; wegslinken
souhaiter ardemment kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken
soupirer après kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken een sterke begeerte hebben naar; hongeren naar; hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen