Dutch

Detailed Translations for spoken from Dutch to French

spoken:

spoken verb (spook, spookt, spookte, spookten, gespookt)

  1. spoken
    hanter; revenir; errer; rôder
    • hanter verb (hante, hantes, hantons, hantez, )
    • revenir verb (reviens, revient, revenons, revenez, )
    • errer verb (erre, erres, errons, errez, )
    • rôder verb (rôde, rôdes, rôdons, rôdez, )

Conjugations for spoken:

o.t.t.
  1. spook
  2. spookt
  3. spookt
  4. spoken
  5. spoken
  6. spoken
o.v.t.
  1. spookte
  2. spookte
  3. spookte
  4. spookten
  5. spookten
  6. spookten
v.t.t.
  1. heb gespookt
  2. hebt gespookt
  3. heeft gespookt
  4. hebben gespookt
  5. hebben gespookt
  6. hebben gespookt
v.v.t.
  1. had gespookt
  2. had gespookt
  3. had gespookt
  4. hadden gespookt
  5. hadden gespookt
  6. hadden gespookt
o.t.t.t.
  1. zal spoken
  2. zult spoken
  3. zal spoken
  4. zullen spoken
  5. zullen spoken
  6. zullen spoken
o.v.t.t.
  1. zou spoken
  2. zou spoken
  3. zou spoken
  4. zouden spoken
  5. zouden spoken
  6. zouden spoken
en verder
  1. ben gespookt
  2. bent gespookt
  3. is gespookt
  4. zijn gespookt
  5. zijn gespookt
  6. zijn gespookt
diversen
  1. spook!
  2. spookt!
  3. gespookt
  4. spokend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

spoken [de ~] nomen, plural

  1. de spoken (schimmen)
    le fantômes; le spectres; le revenants

Translation Matrix for spoken:

NounRelated TranslationsOther Translations
fantômes schimmen; spoken schimmen; schrikbeelden; spookbeelden
revenants schimmen; spoken schimmen; schrikbeelden; spookbeelden
spectres schimmen; spoken schimmen; schrikbeelden; spookbeelden
VerbRelated TranslationsOther Translations
errer spoken aan de zwerf zijn; dolen; dwalen; omzwerven; reizen; ronddolen; ronddwalen; rondlopen; rondreizen; rondwaren; rondzwalken; rondzwerven; trekken; verdwaald zijn; waren; zwerven
hanter spoken
revenir spoken keren; omkeren; retourneren; ten deel vallen; teruggaan; terugkeren; terugkomen; terugreizen; terugrijden; terugspoelen; terugstromen; terugvloeien; toekomen; toekomen aan; toevallen; verdiend hebben; wederkeren; weerkeren
rôder spoken aan de zwerf zijn; omzwerven; rondzwerven; verdwaald zijn; zwerven

Related Words for "spoken":


spook:

spook [het ~] nomen

  1. het spook (fantoom)
    le fantôme
  2. het spook (geestverschijning; geest; verschijning; schim; spookverschijning)
    l'apparition; le fantôme; la connaissance; l'esprit; le revenant; le spectre; l'âme; l'hantise; le génie; la vision; la raison; l'intelligence; l'intellect

Translation Matrix for spook:

NounRelated TranslationsOther Translations
apparition geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning spookgestalte; spookverschijning; verschijnen; verschijning; verschijningsvorm
connaissance geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning bekende; bekende persoon; capabelheid; competentie; geleerdheid; gemoedstoestand; handigheid; kennis; kennisje; kneep; kunst; medeweten; stemming; toer; truc; vage kennis; weten; wetenschap
esprit geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning aardigheid; bewustzijn; brein; brille; confessie; denkvermogen; elf; elfje; geest; geestigheid; gein; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; genialiteit; genie; gezindheid; gezindte; grap; hersens; humor; inborst; intellect; intelligentie; inzicht; rede; spiritus; spookgestalte; spookverschijning; stemming; strekking; temperament; teneur; uiting van vrolijkheid; vernuft; verstand; vindingrijk vernuft
fantôme fantoom; geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning hersenschim; spookbeeld; spookgestalte; spookverschijning
génie geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning brein; brille; denkvermogen; geest; gemoedstoestand; geniaal persoon; genialiteit; genie; geniekorps; hersens; intellect; intelligentie; meesterbrein; stemming; vernuft; verstand; vindingrijk vernuft
hantise geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning hersenschim; spookbeeld
intellect geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning brein; brille; denkvermogen; geest; geestvermogen; gemoedstoestand; genie; hersens; idee; intellect; intelligentie; inzicht; rede; stemming; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen
intelligence geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning adremheid; begripsvermogen; bevattingsvermogen; bijdehandheid; brein; brille; denkvermogen; geest; geestvermogen; gemoedstoestand; genialiteit; genie; gevatheid; gewiekstheid; goochemheid; hersens; idee; intellect; intelligentie; inzicht; pienterheid; rede; scherpheid; scherpte; scherpzinnigheid; schranderheid; slimheid; slimmigheid; snedigheid; spitsheid; spitsvondigheid; stemming; uitgeslapenheid; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen; vindingrijk vernuft; vlugheid
raison geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning aanleiding; billijkheid; brein; denkvermogen; directe oorzaak; geest; geestvermogen; gelijk; gemoedstoestand; hersens; intellect; oorzaak; rede; redelijkheid; reden; schappelijkheid; stemming; vernuft; verstand; verstandelijk vermogen; wijsheid
revenant geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning spookgestalte; spookverschijning
spectre geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning gamma; scala; schrikbeeld; spectrum; spookgestalte; spookverschijning
vision geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning aanblik; aangezicht; anamorfose; begrip; benul; beschouwing; blik; chimère; denkbeeld; drogbeeld; droombeeld; gelaat; gezicht; gezichtspunt; hallucinatie; hersenschim; idee; illusie; interpretatie; inzicht; kijk; lezing; mening; mentale voorstelling; oogopslag; oordeel; opinie; opvatting; panorama; prospect; spookbeeld; standpunt; uitzicht; vergezicht; visie; visioen; vue; zicht; zienswijze; zinsbegoocheling
âme geest; geestverschijning; schim; spook; spookverschijning; verschijning aandrift; aard; daadkracht; energie; esprit; fut; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; inborst; inslag; karakter; kracht; mentaliteit; momentum; natuur; puf; stemming; werklust; ziel
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
connaissance kennis

Related Words for "spook":


Wiktionary Translations for spook:

spook
noun
  1. Apparition d’un défunt sous l’aspect qu’il avait de son vivant ou sous une autre forme, notamment sous un drap blanchâtre.
adjective
  1. Qui réputer occuper par des esprits ou d’autres forces surnaturelles et où se produiraient des phénomènes surnaturels ou paranormaux.

Cross Translation:
FromToVia
spook fantôme; spectre; esprit; revenant; apparition; fantasme ghost — spirit appearing after death
spook esprit; ombre shade — archaic: a ghost
spook spectre; fantôme GespenstGeist; ein meist Furcht einflößendes, übernatürliches Wesen

External Machine Translations: