Summary
Dutch to French: more detail...
-
teer:
- poix; brai
- vulnérable; fragile; faible; délicat; frêle; cassable; fragilement; friable; cassant; tendre; tendrement
- teren:
-
Wiktionary:
- teer → goudron
- teer → fragile, délicat
- teer → goudron
- teren → goudronner
-
User Contributed Translations for teer:
- goudron
Dutch
Detailed Translations for teer from Dutch to French
teer:
-
teer (kwetsbaar; zwak; breekbaar; fragiel; broos)
vulnérable; fragile; faible; délicat; frêle; cassable; fragilement; friable; cassant-
vulnérable adj
-
fragile adj
-
faible adj
-
délicat adj
-
frêle adj
-
cassable adj
-
fragilement adj
-
friable adj
-
cassant adj
-
-
teer (delicaat; kwetsbaar; teder; frèle; tenger; fijngevoelig; fijn; broos; fragiel; iel; zwak; breekbaar)
fragile; tendre; délicat; frêle; tendrement-
fragile adj
-
tendre adj
-
délicat adj
-
frêle adj
-
tendrement adj
-
-
teer (kwetsbaar)
Translation Matrix for teer:
Related Words for "teer":
Synonyms for "teer":
Antonyms for "teer":
Related Definitions for "teer":
Wiktionary Translations for teer:
teer
Cross Translation:
noun
teer
-
een olieachtige vloeistof met een zeer hoge viscositeit
- teer → goudron
-
broos, breekbaar
- teer → fragile
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• teer | → goudron | ↔ Teer — braunschwarze, dicke, fette, klumpige, hässlich schwarze, ölig-klebrige Flüssigkeit von scharfem Geruch, entsteht durch trockenes Erhitzen organischer Stoffe (z.B. Kohle) unter Luftabschluss |
• teer | → goudron | ↔ tar — substance |
• teer | → goudron | ↔ tar — byproduct of tobacco smoke |
teren:
-
teren (met teer besmeren)
goudronner-
goudronner verb (goudronne, goudronnes, goudronnons, goudronnez, goudronnent, goudronnais, goudronnait, goudronnions, goudronniez, goudronnaient, goudronnai, goudronnas, goudronna, goudronnâmes, goudronnâtes, goudronnèrent, goudronnerai, goudronneras, goudronnera, goudronnerons, goudronnerez, goudronneront)
-
Conjugations for teren:
o.t.t.
- teer
- teert
- teert
- teren
- teren
- teren
o.v.t.
- teerde
- teerde
- teerde
- teerden
- teerden
- teerden
v.t.t.
- heb geteerd
- hebt geteerd
- heeft geteerd
- hebben geteerd
- hebben geteerd
- hebben geteerd
v.v.t.
- had geteerd
- had geteerd
- had geteerd
- hadden geteerd
- hadden geteerd
- hadden geteerd
o.t.t.t.
- zal teren
- zult teren
- zal teren
- zullen teren
- zullen teren
- zullen teren
o.v.t.t.
- zou teren
- zou teren
- zou teren
- zouden teren
- zouden teren
- zouden teren
en verder
- ben geteerd
- bent geteerd
- is geteerd
- zijn geteerd
- zijn geteerd
- zijn geteerd
diversen
- teer!
- teert!
- geteerd
- terend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
teren (met teer insmeren)
le goudronnage
-
teren (met teer ingesmeerd)
Translation Matrix for teren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
goudronnage | met teer insmeren; teren | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
goudronner | met teer besmeren; teren | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
goudronné | met teer ingesmeerd; teren | geteerd |
Wiktionary Translations for teren:
teren
verb
-
met teer besmeren
- teren → goudronner