Summary


Dutch

Detailed Translations for toetrekken from Dutch to French

toetrekken:

toetrekken verb (trek toe, trekt toe, trok toe, trokken toe, toegetrokken)

  1. toetrekken (dichtdoen; sluiten; toedoen; dichtmaken)
    fermer; clore; boucler; verrouiller; cacheter; apposer les scellés
    • fermer verb (ferme, fermes, fermons, fermez, )
    • clore verb (clos, clot, closent, clorai, )
    • boucler verb (boucle, boucles, bouclons, bouclez, )
    • verrouiller verb (verrouille, verrouilles, verrouillons, verrouillez, )
    • cacheter verb (cachette, cachettes, cachetons, cachetez, )

Conjugations for toetrekken:

o.t.t.
  1. trek toe
  2. trekt toe
  3. trekt toe
  4. trekken toe
  5. trekken toe
  6. trekken toe
o.v.t.
  1. trok toe
  2. trok toe
  3. trok toe
  4. trokken toe
  5. trokken toe
  6. trokken toe
v.t.t.
  1. heb toegetrokken
  2. hebt toegetrokken
  3. heeft toegetrokken
  4. hebben toegetrokken
  5. hebben toegetrokken
  6. hebben toegetrokken
v.v.t.
  1. had toegetrokken
  2. had toegetrokken
  3. had toegetrokken
  4. hadden toegetrokken
  5. hadden toegetrokken
  6. hadden toegetrokken
o.t.t.t.
  1. zal toetrekken
  2. zult toetrekken
  3. zal toetrekken
  4. zullen toetrekken
  5. zullen toetrekken
  6. zullen toetrekken
o.v.t.t.
  1. zou toetrekken
  2. zou toetrekken
  3. zou toetrekken
  4. zouden toetrekken
  5. zouden toetrekken
  6. zouden toetrekken
en verder
  1. ben toegetrokken
  2. bent toegetrokken
  3. is toegetrokken
  4. zijn toegetrokken
  5. zijn toegetrokken
  6. zijn toegetrokken
diversen
  1. trek toe!
  2. trekt toe!
  3. toegetrokken
  4. toetrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toetrekken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
apposer les scellés dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken verzegelen
boucler dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken aangespen; aantrekken; afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtbinden; dichtdoen; dichtgespen; dichtmaken; dichtsnoeren; dichttrekken; gespen; grendelen; in de krul zetten; kroezen; krullen; locken; omgespen; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toebinden; toedoen; toegespen; toemaken; vastgespen; vergrendelen
cacheter dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken bezegelen; stempel zetten; stempelen; van zegel voorzien; verzegelen
clore dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtbinden; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; naar einde toewerken; omheinen; op slot doen; op slot zetten; sluiten; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; vergrendelen
fermer dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken afbakenen; afgrendelen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blokkeren; borgen; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichtmaken; grendelen; locken; naar einde toewerken; nullificeren; omlijnen; ondervangen; op slot doen; op slot zetten; opheffen; sluiten; stremmen; teniet doen; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; vergrendelen; verijdelen; vernietigen
verrouiller dichtdoen; dichtmaken; sluiten; toedoen; toetrekken afgrendelen; afschermen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; naar einde toewerken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; stijf worden; stremmen; toedoen; toedraaien; toemaken; vergrendelen