Summary
Dutch to French: more detail...
- trommel:
- trommelen:
-
Wiktionary:
- trommel → tambour, barillet
- trommelen → battre le tambour
Dutch
Detailed Translations for trommel from Dutch to French
trommel:
-
de trommel (trom)
-
de trommel (opbergblik; blik; bus; blikje)
Translation Matrix for trommel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
boîte | blik; blikje; bus; opbergblik; trommel | bajes; bak; box; buitenkant; doos; emballage; gevangenis; huls; kistje; kratje; lik; nor; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergruimte; pakje; pakket; petoet; postpakket; spinhuis; strafgevangenis; strafinrichting; strafplaats; verpakking |
boîte en fer-blanc | blik; blikje; bus; opbergblik; trommel | |
caisse du tympan | trom; trommel | |
petite boîte | blik; blikje; bus; opbergblik; trommel | blik; doosje; kleine opbergdoos; metaal; schede; tin; vagina |
tambour | trom; trommel | drummer; percussionist; raderkast; slagwerker; tamboer |
Related Words for "trommel":
Wiktionary Translations for trommel:
trommelen:
-
trommelen (roffelen; de trom roeren)
battre le tambour; tambouriner; battre la caisse-
battre le tambour verb
-
tambouriner verb (tambourine, tambourines, tambourinons, tambourinez, tambourinent, tambourinais, tambourinait, tambourinions, tambouriniez, tambourinaient, tambourinai, tambourinas, tambourina, tambourinâmes, tambourinâtes, tambourinèrent, tambourinerai, tambourineras, tambourinera, tambourinerons, tambourinerez, tambourineront)
-
battre la caisse verb
-
Conjugations for trommelen:
o.t.t.
- trommel
- trommelt
- trommelt
- trommelen
- trommelen
- trommelen
o.v.t.
- trommelde
- trommelde
- trommelde
- trommelden
- trommelden
- trommelden
v.t.t.
- heb getrommeld
- hebt getrommeld
- heeft getrommeld
- hebben getrommeld
- hebben getrommeld
- hebben getrommeld
v.v.t.
- had getrommeld
- had getrommeld
- had getrommeld
- hadden getrommeld
- hadden getrommeld
- hadden getrommeld
o.t.t.t.
- zal trommelen
- zult trommelen
- zal trommelen
- zullen trommelen
- zullen trommelen
- zullen trommelen
o.v.t.t.
- zou trommelen
- zou trommelen
- zou trommelen
- zouden trommelen
- zouden trommelen
- zouden trommelen
en verder
- ben getrommeld
- bent getrommeld
- is getrommeld
- zijn getrommeld
- zijn getrommeld
- zijn getrommeld
diversen
- trommel!
- trommelt!
- getrommeld
- trommelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for trommelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
battre la caisse | de trom roeren; roffelen; trommelen | |
battre le tambour | de trom roeren; roffelen; trommelen | |
tambouriner | de trom roeren; roffelen; trommelen |