Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. trompetten:


Dutch

Detailed Translations for trompette from Dutch to French

trompetten:

trompetten verb (trompet, trompette, trompetten, getrompet)

  1. trompetten
    barrir; trompeter
    • barrir verb (barris, barrit, barrissons, barrissez, )
    • trompeter verb (trompette, trompettes, trompetons, trompetez, )

Conjugations for trompetten:

o.t.t.
  1. trompet
  2. trompet
  3. trompet
  4. trompetten
  5. trompetten
  6. trompetten
o.v.t.
  1. trompette
  2. trompette
  3. trompette
  4. trompetten
  5. trompetten
  6. trompetten
v.t.t.
  1. heb getrompet
  2. hebt getrompet
  3. heeft getrompet
  4. hebben getrompet
  5. hebben getrompet
  6. hebben getrompet
v.v.t.
  1. had getrompet
  2. had getrompet
  3. had getrompet
  4. hadden getrompet
  5. hadden getrompet
  6. hadden getrompet
o.t.t.t.
  1. zal trompetten
  2. zult trompetten
  3. zal trompetten
  4. zullen trompetten
  5. zullen trompetten
  6. zullen trompetten
o.v.t.t.
  1. zou trompetten
  2. zou trompetten
  3. zou trompetten
  4. zouden trompetten
  5. zouden trompetten
  6. zouden trompetten
en verder
  1. ben getrompet
  2. bent getrompet
  3. is getrompet
  4. zijn getrompet
  5. zijn getrompet
  6. zijn getrompet
diversen
  1. trompet!
  2. trompett!
  3. getrompet
  4. trompettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for trompetten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
barrir trompetten
trompeter trompetten luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren

Related Words for "trompetten":