Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. van dienst zijn:


Dutch

Detailed Translations for van dienst zijn from Dutch to French

van dienst zijn:

van dienst zijn verb (ben van dienst, bent van dienst, was van dienst, waren van dienst, van dienst geweest)

  1. van dienst zijn
    servir
    • servir verb (sers, sert, servons, servez, )

Conjugations for van dienst zijn:

o.t.t.
  1. ben van dienst
  2. bent van dienst
  3. bent van dienst
  4. zijn van dienst
  5. zijn van dienst
  6. zijn van dienst
o.v.t.
  1. was van dienst
  2. was van dienst
  3. was van dienst
  4. waren van dienst
  5. waren van dienst
  6. waren van dienst
v.t.t.
  1. ben van dienst geweest
  2. bent van dienst geweest
  3. is van dienst geweest
  4. zijn van dienst geweest
  5. zijn van dienst geweest
  6. zijn van dienst geweest
v.v.t.
  1. was van dienst geweest
  2. was van dienst geweest
  3. was van dienst geweest
  4. waren van dienst geweest
  5. waren van dienst geweest
  6. waren van dienst geweest
o.t.t.t.
  1. zal van dienst zijn
  2. zult van dienst zijn
  3. zal van dienst zijn
  4. zullen van dienst zijn
  5. zullen van dienst zijn
  6. zullen van dienst zijn
o.v.t.t.
  1. zou van dienst zijn
  2. zou van dienst zijn
  3. zou van dienst zijn
  4. zouden van dienst zijn
  5. zouden van dienst zijn
  6. zouden van dienst zijn
diversen
  1. ben van dienst!
  2. bent van dienst!
  3. van dienst geweest
  4. van dienst zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for van dienst zijn:

VerbRelated TranslationsOther Translations
servir van dienst zijn aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijspringen; bijstaan; dienen; distribueren; eten opscheppen; fungeren; gerieven; helpen; knoppen bedienen; ondersteunen; opdienen; opdissen; opscheppen; optreden als; ronddelen; seconderen; serveren; uitreiken; verdelen; verstrekken; voorschotelen; voorzetten; weldoen

Related Translations for van dienst zijn