Summary


Dutch

Detailed Translations for verhelderd from Dutch to French

verhelderd:


Translation Matrix for verhelderd:

NounRelated TranslationsOther Translations
exposé bericht; betoog; declamatie; denkbeeld; essay; geloofsleer; geschiedenis; gezichtspunt; grondplan; idee; inleiding; interpretatie; introductie; inzicht; leer; leerstelling; leerstuk; leesbeurt; lering; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; plattegrond; proloog; referaat; relaas; situatieschets; situatietekening; stadskaart; standpunt; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; verhandeling; verslag; versvoordracht; vertelling; vertelsel; visie; voorbericht; voordracht; voorlezing; voorwoord; werkstuk; zienswijze
éclairé grootlicht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dévalisé belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht beroofd
expliqué belicht; opgehelderd; toegelicht; uitgelegd; verhelderd opgehelderd; verduidelijkt; verklaard
exposé belicht; beschenen; bijgelicht; helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; toegelicht; uitgelegd; verhelderd; verlicht geopend; ontsloten; opengelegd
mis en lumière belicht; beschenen; bijgelicht; verhelderd; verlicht
résolu belicht; beschenen; bijgelicht; helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; verhelderd; verlicht beslist; dapper; doelbewust; doortastend; drastisch; energiek; ferm; flink; koelbloedig; kordaat; krachtdadig; krachtig; moedig; moreel sterk; onverschrokken; opgelost; standvastig; vastbesloten; vol energie
tiré au clair belicht; opgehelderd; toegelicht; uitgelegd; verhelderd
éclairci belicht; beschenen; bijgelicht; helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; toegelicht; uitgelegd; verhelderd; verlicht opgehelderd; opgeklaard; verduidelijkt; verklaard
éclairé belicht; beschenen; bijgelicht; helder geworden; opgehelderd; opgetrokken; verhelderd; verlicht
élucidé belicht; opgehelderd; toegelicht; uitgelegd; verhelderd

verhelderd form of verhelderen:

verhelderen verb (verhelder, verheldert, verhelderde, verhelderden, verhelderd)

  1. verhelderen (verduidelijken; verklaren; toelichten; )
    éclaircir; exposer; commenter; expliquer
    • éclaircir verb (éclaircis, éclaircit, éclaircissons, éclaircissez, )
    • exposer verb (expose, exposes, exposons, exposez, )
    • commenter verb (commente, commentes, commentons, commentez, )
    • expliquer verb (explique, expliques, expliquons, expliquez, )

Conjugations for verhelderen:

o.t.t.
  1. verhelder
  2. verheldert
  3. verheldert
  4. verhelderen
  5. verhelderen
  6. verhelderen
o.v.t.
  1. verhelderde
  2. verhelderde
  3. verhelderde
  4. verhelderden
  5. verhelderden
  6. verhelderden
v.t.t.
  1. heb verhelderd
  2. hebt verhelderd
  3. heeft verhelderd
  4. hebben verhelderd
  5. hebben verhelderd
  6. hebben verhelderd
v.v.t.
  1. had verhelderd
  2. had verhelderd
  3. had verhelderd
  4. hadden verhelderd
  5. hadden verhelderd
  6. hadden verhelderd
o.t.t.t.
  1. zal verhelderen
  2. zult verhelderen
  3. zal verhelderen
  4. zullen verhelderen
  5. zullen verhelderen
  6. zullen verhelderen
o.v.t.t.
  1. zou verhelderen
  2. zou verhelderen
  3. zou verhelderen
  4. zouden verhelderen
  5. zouden verhelderen
  6. zouden verhelderen
diversen
  1. verhelder!
  2. verheldert!
  3. verhelderd
  4. verhelderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verhelderen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
commenter accentueren; belichten; ophelderen; opklaren; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren becommentariëren; commentaar geven; commentariëren; nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; van commentaar voorzien; verduidelijken
expliquer accentueren; belichten; ophelderen; opklaren; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren begrijpelijk maken; beschrijven; mededelen; nader verklaren; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verhalen; verklaren; vertellen; zeggen
exposer accentueren; belichten; ophelderen; opklaren; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren aanbieden; beschikbaar maken; blootleggen; etaleren; exposeren; laten zien; offreren; onthullen; ontmaskeren; ontsluiten; opendoen; openen; openmaken; presenteren; tentoonstellen; tonen; uitstallen; vertonen; voor ogen brengen; voorleggen
éclaircir accentueren; belichten; ophelderen; opklaren; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren begrijpelijk maken; belichten; beschijnen; met licht beschijnen; nader verklaren; ontvouwen; ophelderen; opklaren; toelichten; uitdunnen; uiteenzetten; uitleggen; verduidelijken; verklaren; verlichten; wegkappen