Noun | Related Translations | Other Translations |
alerte
|
|
alarm; alert; hulpgeroep; hulpkreet; melding; noodkreet; noodsignaal; waarschuwing
|
dégourdi
|
|
doortraptheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; sluwheid; snoodheid
|
exalté
|
|
fanaat; fanaticus; ijveraar; zeloot
|
fervent
|
|
dweper; fanaat; ijveraar; maniak; scherpslijper; zeloot
|
vexé
|
|
beledigde
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
agité
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
bewogen; gehaast; gejaagd; gestressed; haastig; hard; hardop; hectisch; jachtig; luid; luidkeels; ongedurig; onrustig; roerig; turbulent; uit volle borst; veelbewogen; woelig
|
alerte
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
ad rem; adrem; alert; bezet; bijdehand; blij; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; energiek; flitsend; geanimeerd; gevat; hip; levendig; levenslustig; modieus; monter; opgetogen; opgewekt; oplettend; raak; slagvaardig; snedig; snel; tierig; trendy; uitgeslapen; vief; vlot; vol fut; vrolijk; wakker
|
ardemment
|
verhit; vurig
|
brandend; fel; fervent; fonkelend; gepassioneerd; gloeiend; hartstochtelijk; heetbloedig; hevig; stormachtig; temperamentvol; vurig; warm; warmbloedig
|
ardent
|
verhit; vurig
|
brandend; fel; fervent; fonkelend; geil; gepassioneerd; gloeiend; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; hevig; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden; stormachtig; temperamentvol; vlammend; vurig; warm; warmbloedig
|
avec ferveur
|
verhit; vurig
|
brandend; fel; fervent; fonkelend; gepassioneerd; gloeiend; hartstochtelijk; heetbloedig; hevig; stormachtig; temperamentvol; vurig; warm; warmbloedig
|
chauffé
|
geagiteerd; koorts hebbend; koortsachtig; koortsig; levendig; verhit
|
nerveus; onrustig; opgewarmd
|
d'une manière agitée
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
bewogen; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; onrustig; roerig; turbulent; veelbewogen; woelig
|
dégourdi
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
adrem; berekenend; bij de pinken; bijdehand; clever; gehaaid; gevat; gewiekst; goochem; kien; raak; schrander; slim; snedig; uitgeslapen
|
enflammé
|
verhit; vurig
|
bevlogen; bezield; brandend; enthousiast; fel; fonkelend; geestdriftig; gepassioneerd; gloedvol; gloeiend; hartstochtelijk; heetbloedig; hevig; ontvlamd; stormachtig; temperamentvol; vurig; warm; warmbloedig
|
enthousiaste
|
verhit; vurig
|
bevlogen; bezield; brandend; enthousiast; fel; fonkelend; geestdriftig; gloedvol; gloeiend; hevig; hooggestemd; vurig; warm
|
exalté
|
verhit; vurig
|
dweepziek; dweperig; hooggestemd
|
excité
|
geagiteerd; levendig; verhit; vurig
|
geil; gepassioneerd; hartstochtelijk; heet; heftig; hitsig; met hevige passie; opgefokt; opgehitst; opgewonden; seksueel opgewonden; vurig
|
fervent
|
verhit; vurig
|
bezeten; bitter; bitter van smaak; brandend; dweepziek; dweperig; fanatiek; fel; fervent; fonkelend; gloeiend; hanig; heftig; hevig; onbeheerst; onstuimig; pinnig; scherp; snibbig; vinnig; vlijmend; vurig; warm
|
fiévreuse
|
koorts hebbend; koortsachtig; koortsig; verhit
|
|
fiévreusement
|
koorts hebbend; koortsachtig; koortsig; verhit
|
|
fiévreux
|
koorts hebbend; koortsachtig; koortsig; verhit
|
hectisch
|
hardiment
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
brutaal; dapper; doldriest; heldhaftig; heroïsch; kloek; koen; kranig; lichtzinnig; manmoedig; moedig; niet beschroomd; onbeducht; onbeschroomd; onbevreesd; onverschrokken; onvervaard; overmoedig; roekeloos; stout; stoutmoedig; vermetel; vrijmoedig; vrijpostig; waaghalzig
|
irrité
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
aangebrand; bitter teleurgesteld; boos; chagrijnig; furieus; gebelgd; gebeten; gemelijk; gepikeerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; grimmig; humeurig; knorrig; kortaf; korzelig; kwaad; misnoegd; nijdig; nors; nurks; onderdrukt; ontevreden; ontstemd; opgekropt; pissig; prikkelbaar; razend; sikkeneurig; slecht gehumeurd; snauwend; spinnijdig; toornig; verbeten; verbitterd; vergramd; verkropt; vertoornd; woest; wrevelig; ziedend
|
passionné
|
verhit; vurig
|
bevlogen; bezetene; bezield; brandend; enthousiast; fanatieke; fel; fervent; fonkelend; geboeid; geestdriftig; gefascineerd; geil; gepassioneerd; geïntrigeerd; gloedvol; gloeiend; hanig; hartstochtelijk; heet; heetbloedig; heftig; hevig; hitsig; met hevige passie; onbeheerst; onstuimig; opgewonden; pinnig; scherp; seksueel opgewonden; snibbig; stormachtig; temperamentvol; vinnig; vlijmend; vurig; warm; warmbloedig
|
vexé
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
aangebrand; beledigd; gebelgd; geirriteerd; geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; misnoegd; ontevreden; pissig; prikkelbaar; stuurs
|
vif
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
actief; ad rem; adrem; alert; beweeglijk; bezet; bijdehand; bitter; bitter van smaak; blij; blijmoedig; dapper; dartel; druk; drukbezet; dynamisch; energiek; erg; fel; ferm; flink; flitsend; gevat; hanig; heftig; hel; hevig; hip; intens; intensief; kien; kittig; krachtig; levendig; levenskrachtig; levenslustig; modieus; moedig; monter; moreel sterk; onbeheerst; ongeblust; onstuimig; opgetogen; opgewekt; oplettend; pienter; pinnig; raak; rap; scherp; scherpzinnig; slagvaardig; slim; snedig; snel; snibbig; spits; spitsvondig; tierig; trendy; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; verwoed; vinnig; vitaal; vlijmend; vlot; vlug; vrolijk; wakker
|
échauffé
|
geagiteerd; koorts hebbend; koortsachtig; koortsig; levendig; verhit; vurig
|
geprikkeld; geërgerd; geïrriteerd; nerveus; onrustig
|
énergiquement
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
actief; ad rem; beweeglijk; daadkrachtig; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; intens; intensief; krachtdadig; krachtig; levendig; slagvaardig; sterk; wakker
|
éveillé
|
geagiteerd; levendig; verhit
|
adrem; bij de pinken; bijdehand; clever; gevat; goochem; kien; pienter; raak; rap; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snel; snugger; spits; spitsvondig; uitgekiend; uitgekookt; uitgeslapen; vlot; vlug
|