Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. verkoper:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verkoper from Dutch to French

verkoper:

verkoper [de ~ (m)] nomen

  1. de verkoper (handelsreiziger; vertegenwoordiger; commis-voyageur)
    le représentant; le vendeur; le commis-voyageur; le démarcheur
  2. de verkoper (winkelbediende; winkeljuffrouw; verkoopster; cheffin; winkelmeisje)
    le vendeur; l'employé de magasin; la vendeuse
  3. de verkoper
    le vendeur

Translation Matrix for verkoper:

NounRelated TranslationsOther Translations
commis-voyageur commis-voyageur; handelsreiziger; verkoper; vertegenwoordiger
démarcheur commis-voyageur; handelsreiziger; verkoper; vertegenwoordiger acquisiteur; colporteur
employé de magasin cheffin; verkoopster; verkoper; winkelbediende; winkeljuffrouw; winkelmeisje winkelknecht
représentant commis-voyageur; handelsreiziger; verkoper; vertegenwoordiger afgevaardigde; afgezant; ambassadeur; exponent; gecommitteerde; gedelegeerde; gedeputeerde; gemachtigde; gezant; lasthebber; representant; verkoopagent; vertegenwoordiger; zaakgelastigde
vendeur cheffin; commis-voyageur; handelsreiziger; verkoopster; verkoper; vertegenwoordiger; winkelbediende; winkeljuffrouw; winkelmeisje handelaar; handelsman; koopman; marskramer; venter
vendeuse cheffin; verkoopster; verkoper; winkelbediende; winkeljuffrouw; winkelmeisje handelaar; handelsman; koopman

Wiktionary Translations for verkoper:

verkoper
noun
  1. iemand die goederen of diensten verkoopt
verkoper
noun
  1. Personne qui a pour profession d’acheter et de vendre
  2. Celui, celle qui vendre, qui a vendu.

Cross Translation:
FromToVia
verkoper vendeur salesman — man whose job it is to sell things
verkoper vendeur; vendeuse salesperson — salesman or saleswoman
verkoper vendeur; vendeuse seller — someone who sells

Related Translations for verkoper